Inge Vervotte praat in steno

(Dit verhaal is geschreven in maart 2007, toen Bracke nog Terzake deed)

Je zag Siegfried Bracke denken, gisteren in Terzake. Als jong verslaggever had hij nog nota’s genomen in steno. Hij had het met veel moeite geleerd. Hij kon de woordvoerder meestal wel volgen, maar wanneer hij de tekst achteraf wou uitschrijven, kon hij er niet veel meer uit opmaken dan de aanhef ‘dames en heren’ en het slot ‘bedankt voor uw aandacht’. Vaste afkortingen die hij uit het hoofd kende, maar het verhaal er tussenin leken plots niet meer dan mooi geschreven krullen en streepjes.
Zo praat die Inge Vervotte, vond Siegfried terecht. Snel en sierlijk, zonder aarzeling, maar na drie zinnen volg je niet meer, niet dat het moeilijk is, maar omdat ze in feite niets zegt. Als je niet hier en daar een trefwoord kunt opvangen, zou je denken dat ze stiekem haar catechismus zit af te rammelen.
Siegfried werd door Vervotte in snelheid gepakt en dat was hij niet gewoon. Hij luisterde, schudde met zijn hoofd en vergat haar af te stoppen. In plaats van haar aan het kruis te spijkeren (haar aan het kruis, niet omgekeerd) en een antwoord te eisen op de vraag of ze nu ‘ja of neen’ budget zou vrijmaken voor die zware gehandicapten die we in de reportage gezien hadden. Hij liet haar varianten borduren op “natuurlijk moeten die mensen geholpen worden”, maar blijkbaar niet door haar.
Het is de truc met de lege doos die Inge opvoert sinds ze nog een klein spierinkje was. Toen ze een ondergeschoven kindje was, dat bijna niet mee mocht met de Christelijke Mutualiteiten naar Maloya omdat zij er zo ziek uitzag. Ze was vel over been, zo bleek en broos dat je er medelijden mee had en ook was ze niet breder dan haar kartonnen doos, waarop ze veel te groot Vervotte Ingeborg had geschreven. Haar huilen was zacht en zielig, zonder dat er een traan uit die grote droeve ogen kwam. De begeleidende verpleegster kon het niet meer aanzien en droeg Vervotte vlug de bus in, met de belofte aan de ouders en de verantwoordelijken van het ministerie van gezondheid dat ze persoonlijk voor haar zou zorgen. De ouders dankten God en de verpleegster die de meest ervaren verpleegster van Mechelen en omstreken bleek en al jaren met de ziekenkas naar Zwitserland meeging. Na haar reis met Vervotte zou deze zorgzame Florence Nightingale evenwel nooit meer dezelfde zijn. Meer nog, na de 14 dagen Maloya moest ze op doktersbevel een maand het sanatorium in om te herstellen van de zenuwinzinking die de kleine Inge haar had aangepraat.
Gebukt onder complexen koos Vervotte voor een studierichting die knappe grieten links laten liggen omdat er geen glamour afstraalt van een maatschappelijk assistente.
Vervotte haalde bij de examens, die nu ook mondeling waren, weer haar lege doos boven. Als een karmelietesse die eindelijk haar zwijgplicht mag doorbreken, ratelde ze, niet eens de vragen van de examinator afwachtend, aan een stuk door tot de brave man, overspoeld door haar tsunami van woorden, haar buiten stuurde met een angstig “het is goed, ga maar, ‘t is goed”.
Haar verbaliteit was haar enige troef om aandacht te krijgen. Ik praat maar door en doe of ik interessant ben tot ze naar me luisteren. Desnoods zeg ik de paternoster van achter naar voren op, want als ik blijf praten lijkt het van op een afstand dat ik dan toch bij het gezelschap hoor.
Maar keer op keer luisterden de mensen niet eens naar wat dat Thereseke van Lisieux aan ’t vertellen was. Ze keken haar even verbaasd aan en lieten haar in het niets door tateren. Het deed pijn van binnen zo genegeerd te worden, maar toch vond Inge dat ze haar doos van Pandora gevonden had. Moedig blijven praten, ziekjes blijven kijken, en ik haal mijn slag thuis. Wie mijn toehoorders ook zijn, wat de omstandigheden ook zijn, ik krijg altijd gelijk, zelfs zonder dat ze willen weten waar ik het over heb. Wanneer ik praat, willen de mensen zo vlug mogelijk verder gaan met hun leven, dat veel interessanter is. Maar ondertussen kan ik ze zelfs blanco cheques laten tekenen. Als dit mijn enige talent is wil ik God daar toch voor danken en dit talent niet begraven maar er mee werken.

Wie van ons heeft niet van kanaal veranderd, toen ten tijde van de Sabenacrisis dat zielige vakbondsmeisje het weer eens in het gesproken dagblad kwam uitleggen. De media volgde haar met ongeloof, luisterde, zoals te voorspellen was, niet naar wat ze zei, maar schreef wel dag na dag over het fenomeen Vervotte. Dat meisje kan het nog ver schoppen in de politiek werd al meteen voorspeld. Wat zij deed paste inderdaad perfect bij de vernieuwde CD&V. Na Dehaene, die niet wou antwoorden als het hem niet zinde, had de partij besloten dat diegenen die voortaan het woord namen in hun naam onbewogen volzinnen konden braken zonder dat er lettertjes in de brij zaten. Leterme was daarmee in zijn West-Vlaanderen inmiddels het stadium van graag geziene kermis attraktie ontstegen. Wat hij deed had men nog nooit gezien, niet van Marc Eyskens, die weliswaar welbespraakt, na elke trouvaille op applaus wachtte, niet van Pieter De Crem die met zijn schaperig geblaat alleen maar op de zenuwen werkte. Aan Leterme kon je om het even welke vraag stellen en die begon te praten. Zonder te moeten nadenken, zonder gestes, zonder stoppen en zonder dat je er aanstoot kon aan nemen, want eigenlijk sprak hij zonder inhoud. En hij kon die truc in een verstaanbaar Nederlands brengen en zelfs in het Frans. De boeren waarbij hij zich thuis voelde, duwden hem soms voor de grap een volle minuut in de koeienbak onder water. Tot algemene hilariteit bleek hij gewoon verder te praten wanneer men hem weer boven water haalde.

Ook aan de andere kant van Vlaanderen had de partij iemand gevonden die dat kon, maar alleen veel trager. Jo Vandeurzen zou nooit die vlotheid van Leterme evenaren, maar met zijn open hemdskraag was hij de volkse voorzitter, die nog eens rustig zou herhalen wat zijn baas veel vlugger verteld had. Als ze nu nog in het centrum van Vlaanderen een vrouw zouden vinden, die de devotie had van een Mia De Schampelaere, maar in tegenstelling tot deze stille aanbidster, ook de truc met de lege doos zou beheersen, dan zat de partij en die vrouw gebeiteld. Niet alleen in de regering, maar ook in de slappe was, of zoals gisteren in Terzake als Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Ondanks de goede raad die ze ongetwijfeld krijgt van de 20 gespecialiseerde raadgevers op haar kabinet, nam ze eens te meer
Siegfried Bracke weerloos in haar lege doos.

Onder haar verantwoordelijkheid zijn de wachtlijsten voor steun aan personen met een handicap in plaats van korter nog met 2000 wachtenden langer geworden.
3/3/2007

Geplaatst in Pol & Soc & Fictie | Reacties uitgeschakeld voor Inge Vervotte praat in steno

Een leuke job voor Filip en Mathilde

Ik kan de frustratie van Filip begrijpen. Na elke missie naar het buitenland is het tegenwoordig heibel. Jaren aan een stuk heeft hij moeten horen: ”zal hij het wel ooit kunnen?” Ondertussen zegt men: “zal hij het wel ooit worden?”.
Dat moet toch aan je vreten. Al die inzet, al die ingehouden jaren lijken plots voor niets te zijn. Je kunt je niet verdedigen want elk woord staat morgen uitvergroot en met de nodige interpretaties in de krant. Hij kan al heel zijn leven geen kant op.
Was hij maar niet uit uit Paola geboren maar ergens langs de kanten van Wiekevorst of Tubize uit een simpele werkmansbroek geschud, dan sprak niemand over hem. Hij zou boeren op het land of werk vinden in de fabriek. Op zondag zou hij met die immense houterige handen van hem het doel van de plaatselijke voetbalclub verdedigen. Hij zou wellicht nooit veel verder dan zijn dorp geraken, maar de kans is groot dat hij meer dagen van simpel geluk zou kennen dan hij nu op zijn vingers kan tellen.
Maar het parcours van ons vorstenhuis loopt niet langs het geluk. Voor zover geweten is, heeft Boudewijn nooit kinderen gehad, daarom werd Filip troonopvolger. Met dat vooruitzicht zou Paola hem gek maken. Van het moment dat Filip tot de jaren van verstand komt, hamert Paola dag na dag in op dat al zo vreemde kinderhoofd: “Philippeke, een prins=dom, een konink=rijk, wat ga jij dan later worden?”  Van al dat hameren is zijn hoofd voorgoed beschadigd. Nooit zal hij gezond verstand hebben.

En dan sterft Boudewijn vroeger dan verwacht. Paola ziet haar kans en wordt zelf koningin. Filip moet nu hopen dat zijn vader vlug sterft, maar daar durft hij niet eens aan denken en vegeteert verder in de wachtkamer van Laken. Hij gaat alleen in jaren vooruit. Hij heeft ook voor niks anders geleerd dan voor koning, en daar zijn geen vacatures voor, tenzij voor koning van de Vogelenmarkt of voor koning van de Rock ’n Roll. Hij heeft bovendien geen vrienden, zelfs zijn broer houdt meer van een hond dan van hem. En hij kan niet op café gaan om zich eens goed te bezatten en aan den toog iedereen lastig te vallen met zijn frustraties.
Ter compensatie wordt hem Mathilde geserveerd, maar hij heeft schrik van meisjes. Nog altijd. Op eigen initiatief zal hij hen nooit aanraken. De gouvernante heeft hem vroeger verteld dat hij, omdat hij al prins is, in een kikker zal veranderen wanneer hij een meisje kust. Aan Laurent werd dan weer verteld dat hij al kikker was in een te klein kostuum.

Filip moet altijd ernstig zijn. Hij draagt de toekomst van België op zijn schouders. Vandaar dat hij er zo onzeker en houterig bijloopt. En altijd lopen er leraren, lakeien, bewakers en raadgevers om hem heen. Nooit kan hij eens zijn eventuele geluk in een luchtsprong kwijt, of zijn frustratie in een hard gebrulde “klootzakkeuh”. Hoe ouder hij wordt hoe moeilijker het wordt, want zijn omgeving wordt steeds kritischer voor hem.
Moet dat eigenlijk wel? Iedereen doet in zijn leven toch wel ‘s een carrièreswitch?
En als misdadigers recht hebben op een tweede kans, waarom dan Filip niet? Kunnen we hem niet uit die koningskwestie halen alvorens hij helemaal kierewiet wordt? Hij kan de bevolking wellicht beter in de luwte dienen. Ik weet trouwens al een fantastische job voor hem en ook voor Mathilde. Voor de tweede speelhelft van hun leven. En niet alleen zijzelf maar ook vele landgenoten zullen er gelukkig mee zijn.
Bovendien kan de dotatie flink naar beneden afgerond worden, want ze moeten niet meer naar het buitenland, ze moeten geen dure jurken en hoeden meer dragen of geschenken kopen voor buitenlandse gasten en recepties geven voor 1000 man en meer. Natuurlijk mogen zij nog in het paleis blijven wonen, mettertijd misschien eerder in het koetshuis, maar toch. In hun nieuwe job, stellen ze zich ten dienste van de gewone mensen en dan hebben zij, zoals elke werkende mens, een thuis nodig waar ze in het weekend kunnen uitrusten en met de kinderen spelen.

Ondertussen doet Albert II zijn tijd als koning uit en zien we wel wat we met die royale bedoening aanvangen als het zover is. Wellicht is Filip zo blij met zijn ander leven dat hij geen koning meer wil worden. Want wat ik hem en Mathilde wil voorstellen is echt iets voor hen. Niet alleen omdat het makkelijk is en binnen hun mogelijkheden ligt, omdat ze weinig tekst te onthouden hebben, maar vooral omdat het gedaan zal zijn met de stress van ‘doe ik het wel goed’.
Ze moeten geen angst meer hebben van de media of van al die potentaten die naar recepties komen van stichtingen die hun naam dragen en waar zij soms teksten moeten voordragen waar ze niet één woord van verstaan. Voortaan moeten ze maar enkele eenvoudige zinnetjes onthouden, die elke dag dezelfde mogen zijn. Tot aan hun pensioen. Voor Filip is dat nog twintig jaar en dan mag hij er ook mee ophouden. Als koning zou het niet waar zijn geweest.
Als zij 250 dagen per jaar werken kunnen zij in die jaren die hen nog resten duizenden Belgen persoonlijk gelukkig maken. Nu is de afstand met de gewone mens te groot en is er niemand echt blij mee.

Laat ons beginnen met Mathilde. Zij zou vooral ’s morgens werken. Dan heeft ze daarna nog tijd vrij voor haar eigen kinderen. Ik stel voor dat zij zich inzet voor de moeilijke etertjes van ons land. Ik bedoel wel degelijk etertjes en niet ettertjes.
Hoeveel kinderen zijn er niet die bij het ontbijt hun boterhammetjes niet willen opeten, die hun brooddoos op school leegkappen en zienderogen vermageren. Ouders met dergelijke probleemkinderen kunnen dan een beroep doen op Mathilde.
Op de dag van afspraak komt Mathilde dan naar de keuken van die mensen, niet in een ensemble van een of andere Belgische ontwerper, maar in een eenvoudige blauw-wit geruite schort. Het slecht etende kindje zit zoals gewoonlijk onderuit gezakt aan tafel, met zijn hand onder zijn kin, en dan stapt Mathilde die keuken binnen en vraagt aan dat kindje: “zal ik jou een boterhammetje met choco smeren, want je moet flink eten, hé.” Op dat moment zal dat kindje geen hap door zijn keel krijgen, maar de bijna goddelijke verschijning van Mathilde in hun eigenste keuken zal hij van heel zijn leven niet vergeten. Ook de ouders, de familie, de klasgenootjes, iedereen zal er een deeltje geluk aan ontlenen. Later zal die jongen op basis van die verschijning in de keuken makkelijker een lief vinden en een job, want hij heeft altijd gezond zijn boterhammetjes opgegeten. Mathilde zal door die mensen aanbeden worden tot het einde van haar dagen. Ook haar eigen kindjes Elisabeth, Gabriel en Emmanuel zullen flinker worden, want de mama heeft nu een verhaal te vertellen.

De job die ik voor Filip heb is wellicht nog mooier, nog warmer, nog van grotere betekenis voor de gemeenschap, want hij kan meerdere huisbezoeken per dag doen. Hij zal zich richten tot de oudere mensjes en de alleenstaanden. Tegenwoordig zijn immers niet minder dan 40 % van alle huishoudens in ons land alleenstaanden. En hij kan die allemaal bezoeken en voor eeuwig gelukkig maken. Hij kan teruggeven wat er teloor is gegaan in onze maatschappij: de warmte van het persoonlijk contact. Dat stelde vroeger ook niet veel voor, maar het was er. In zijn alledaagse simpelheid, maar zeker als een rots. De melkboer die langskwam, de kruidenier die de bestellingen aan huis noteerde, de viskar op vrijdag, de kolenboer in de winter, de voddenman, de facteur die een borrel dronk. Het waren vrienden aan huis voor de thuiswerkende moeder de vrouw. Dat waren korte contacten, maar zo belangrijk voor een goed gevoel en voor, wat men later de sociale cohesie zou noemen. Nu haal je alles en nog meer in een grootwarenhuis. Aan de kassa kijken ze niet eens op van hun scanner want het moet vooruit gaan.

Stel dat Filip een melktoer zou hebben, kris kras door het land.
Niet zomaar op zijn initiatief, maar op aanvraag van familie en buren die iemand de verrassing van zijn leven willen bezorgen. Die klant voor 1 dag weet van niks en zit een beetje in zijn keuken te dommelen, wanneer er wordt gebeld. Of beter, wanneer er iemand achterom loopt en op de keukendeur klopt. Het eerste ogenblik denken ze dat ze dromen, want de man die langs het venster passeert lijkt sterk op de prins van België. Alleen draagt deze man een blauwe salopette en een ijzeren mandje met 6 flessen melk in. Hij waggelt wel zoals de prins, maar op zijn pet staat “Inza, Inzahier”.
En dan zegt Filip, op zijn onnavolgbare manier: “Goeiemorgen deze morgen, ’t is de melkboer.” Stel u de verbazing voor van die mensen dat de prins hen, eenzamen van België, heeft uitverkoren om hen melk te brengen.
Filip praat vervolgens kort over koetjes en kalfjes, zegt ook iets over het weer, hoewel dat al moeilijk kan zijn, want het weer wisselt nogal eens en dan kun je niet met een vaste tekst werken. Maar dan, op volkomen natuurlijke en relaxte wijze, om helemaal hun vertrouwen te winnen, drinkt hij tot slot het glas van de vriendschap met hen. Een glas melk natuurlijk.
De mensen gaan zo gelukkig en dankbaar zijn dat ze bij de volgende verkiezingen allemaal op Filip willen stemmen. Over het koninkrijk wordt niet meer gesproken. Filip for president. Van melkboer tot prins president.
(Alleen Jimmy Carter deed beter: van pindaboer tot president, maar Amerika is groter dan België).
26-02-2007

Geplaatst in Fantasie | Reacties uitgeschakeld voor Een leuke job voor Filip en Mathilde

De striptease van Leterme duurt te lang.

Niets is erger voor wie zich geleidelijk blootgeeft dan een publiek dat verveeld wegkijkt. Tenzij de stripper zelf, die blijft geloven dat zijn publiek begeesterd zal zijn wanneer hij/zij uiteindelijk in al zijn/haar glorie te bewonderen is. Teasen is plagen, uitdagen, spelen en meeslepen naar waar jij het wil. Moest ik het durven, zou ik zeggen dat het publiek aan je lippen moet hangen, maar in de context van een striptease wordt dit misschien verkeerd begrepen. Voor wie geen oog heeft voor dergelijk vertoon: Leterme is een slechte stripper. Dan mogen de media nog met rode oortjes elke beweging paginabreed uitsmeren en mag het personeel van het CD&V-cabardoucheke zijn best doen om omstanders aan te stoten en op te hitsen, Yves kan de verbeelding niet prikkelen en riskeert van het podium te verdwijnen nog voor hij zijn grote blote spreidstand heeft uitgehaald. Iedereen is, om het zo te zeggen, al aan de beurt geweest, die met zijn spleet tussen de tanden op de eerste rij en die met de scheve neus er achter, her en der worden al lijstjes met voorkeuren vergeleken, maar de zelfuitgeroepen hoofdact durft niet eens uit de coulissen komen. Omdat hij het niet kan? Of omdat hij in de kramp gaat voor een publiek?
Ik zag hem toevallig onderweg tijdens de Ronde van Vlaanderen. Al van bij de eerste strook kasseien in Wannegem-Lede dook hij op tussen het publiek. Of beter, werd hij, gekleed in roze trui – van de Ronde van Italië? – door zijn chauffeur of lijfwacht tot bij de rijen supporters afgezet. Van op een laddertje aan de overkant kon ik hem in ‘t oog houden. Zes meter heeft hij zich verplaatst. Van de kerkmuur tot aan het eerste huis ernaast, ondertussen zenuwachtig lachend en nauwelijks opkijkend van zijn GSM. Niet één keer heeft hij iemand aangesproken. Terwijl dat de essentie is bij koers kijken. Of je nu fan bent, fanaat of farfalu. Je praat met elkaar. Rijdt Bettini mee? Hoe heet die Quickstepper weer die nu kopman is bij Cofidis? En wanneer je de indruk wil geven een habitué te zijn, zeg je: er is precies minder volk dan de voorbije jaren. Maar Leterme zwijgt. Kan het niet zonder spiekbriefje. Dat niemand er aan gedacht heeft van hem een rugzakje koerskoekjes mee te geven. Ik mag er niet aan denken dat hij zo van helling naar kasseiweg tot aan de meet telkens weer tussen het volk gedropt werd.
“Hij voelt zich beter als mens tussen de mensen dan in de grote salons”, orakelde tsjoektsjoek Etienne Schouppe vandaag in de krant. Wat doet ons Iefke dan in die salons? Onder het behang kruipen?
Schouppe komt, nu hij verantwoordelijk is voor de kieslijsten van de CD&V, steeds meer naar voor als een baas Ganzendonck. De pater familias van het gezinnetje CD&V. Met ons Iefke als wereldvreemd manneke, maar toch de slimste van de klas, die de mismeesterde ambitie van papa Etienne gaat waarmaken. Als nakomertje is er ons Inge. Een vlijtig meiske, wellicht nog een grotere bolleboos dan ons Iefke, maar zo zielig dat geen enkele soutien haar voldoende steun kan geven in de grote mensenwereld. Zij zal altijd bij ons moeke moeten blijven of bij moeder de vrouw, zoals ze dat in het gildenhuis na de hoogmis zeggen.
Het moeke van dienst is Herman Van Rompuy, de slimste van de hoop, maar uitgemergeld van frustratie omdat zij haar ambities niet mag waarmaken en Etienne haar niet eens ziet staan wanneer hij weer te lang bij Jeanneke is blijven hangen. Etienne geniet van het leven. Uitdagend zelfs, nadat hij goed geboerd heeft bij de treinen. Nu hij op rust is telt hij zijn centen en wacht geduldig tot ons Iefke hem machtsgewijs nog een mooie oude dag zal bezorgen. Op café stoeft hij er graag over. Ons Hermanie doet dat ook, maar minder van harte, bij de catechese en bij de vrouwengilde waar Hermanie alleen maar bewondering oogst met haar Haiku’s in brooddeeg gebakken.
De kleine Yves laat zich de aandacht van papa welgevallen. Waarom weet hij niet, maar zolang niemand die vraag luidop stelt, moet hij er zich ook niet druk over maken. Dus koestert hij zich in de bonhomie van papa Etienne wanneer die hem over de bol aait en hem een grote toekomst voorspelt. Mama Hermanie kan het dan niet laten van ook bij Yves te passeren om hem een tik tegen zijn achterhoofd te geven waardoor de kleine net niet met zijn neus in de bloemkool met worst en patatjes stuitert, waarop Inge achter haar hand grinnikt, wat haar dan weer een extra blauwe plek op haar scheenbeen oplevert. Een schoon Vlaams gezinstafereel voorwaar.
Maar het zou allemaal wel goed komen, herhaalde papa Etienne steeds weer. Meer dan het geloof in de toekomst had de man, die groot geworden was met het transport en vandaar wist dat inhoud alleen maar ballast is, niet te bieden. Moeke Hermanie wou haar Iefke altijd de les spellen en verpakte haar frustratie in wijsheden als: “denk eraan, als gij hun leider wilt worden, moet gij hen volgen”. Als ik leider word stop ik u in ‘t klooster, dacht Yves zonder dat hij zijn arme moeder ook maar 1 seconde aankeek. Wanneer hij geen premier wordt loopt dat nog slecht af tussen die twee. Gezinsdrama’s komen in de beste families voor.
17/4/2007

Geplaatst in Fantasie | Reacties uitgeschakeld voor De striptease van Leterme duurt te lang.

Als Eddy Wally kunst is met een grote K…

(geschreven in 2007)
De VRT moet serieus blijven. Dat Eddy Wally 75 wordt mogen ze gerust in het nieuws vermelden. Dat hij bij die gelegenheid in het Sportpaleis optreedt, is een gegeven voor de happening-agenda. Maar een hele dag Eddy Wally vieren of het kunst met een grote K is, is niet meer normaal.
Toen Jan van Rompaey destijds Eddy Wally als rariteit opvoerde was dat met de nodige verwondering en ironie. Vele jaren later zal Jan op subtiele wijze de mythe van Wally in Amerika ontmantelen. Hij liet met de camera Wally en Marrietje in al hun zieligheid zien. Zonder commentaar. Twee oudjes alleen op hun hotelkamer, onbeholpen aan het zwembad, door niemand aangesproken, de taal niet machtig. Hij had op dat moment geruisloos uit de media moeten verdwijnen. Maar minder getalenteerde reportagemakers bleven de minus habens opvoeren, die zich bij gebrek aan inhoud en vernieuwing dan maar steeds exentrieker gaat kleden.
Wat de man veertig jaar geleden zong en zei: – chérie/vliegmachien/marktkramer/ gewèèldig/ fantastisch/amaai zeg- zingt en zegt hij nu nog steeds. “Ik ben in de Verenigde Staten of America geweest, en ook in Sina”. Na twee zinnen knipt hij met de vingers en zingt twee lijnen lied. Altijd weer hetzelfde.
Destijds vroegen de studentenclubs hem als attractie. Om te lachen, zoals met Liberace in Amerika. Ze noemden het Camp, maar ondertussen zorgden zij ervoor dat hij ook buiten zijn café “Paris-Las Vegas” bekend werd.
De discussie bleef: is hij gewoon gek of gewiekst gek? Dertig jaar geleden liet hij, wanneer de studenten de tomaten bovenhaalden, het concert stilleggen en het licht uitdoen. Tegenwoordig staat in zijn contract dat bij optreden voor studenten er minimum 10 personen ingehuurd moeten worden als security.
Kamagurka gaf hem een rolletje in zijn tv-show “Lava”. Waarschijnlijk ook om te lachen, maar voor Eddy was het een nieuwe springplank. De gewestelijke omroep liet hem een radio-programma presenteren, “onvergetelijk”. Het zal ook niet ernstig bedoeld zijn geweest, maar Wally’s verbeelding had op dat moment al elke gelijkenis met de realiteit verlaten. Telkens wanneer ze bij de VRT zonder inspiratie zaten werd Eddy Wally te kijk gezet. Dat een normaal gesprek met deze man uitgesloten is, dat hij moeite heeft om de eenvoudigste namen uit te spreken, doet er blijkbaar niet toe. Niet een keer zal men de vraag stellen of mensen als Eddy Wally niet tegen zichzelf beschermd moeten worden.
Niettemin gun ik hem elke frank die hij er mee verdiend heeft. Een openbare omroep zou wel eens vaker aan zelfcensuur mogen doen, want Eddy Wally als kunst met grote K voorstellen is beschamend. Je moet niet eens zelf met kunst bezig zijn om je hierdoor beledigd te voelen.
Laat hem als veelkleurige papegaai ambiance brengen op braderijen, markt- en feesttenten, tot in alle achteraf zaaltjes van Vlaanderen toe. Laat hem ook een enkele keer alle fans verzamelen in het Sportpaleis, daar werden vroeger al eerder gelijkgezinden samengebracht, voor het Vlaamse nationaal Zangfeest, om maar iets te noemen.
In een tijd waarin juryleden in allerhande Idool-wedstrijden artiesten in ’t diepst van hun gedachten levenslange trauma’s bezorgen, heeft Eddy ongestoord een eigen publiek kunnen bereiken.
Voor alles zijn er in Vlaanderen mensen te vinden. Om naar de Pfaffs te kijken, zelfs om cd’s van Helmut Lotti te kopen, waarom dan niet om Eddy Wally “geweldig” te vinden. Maar nu hij driekwarteeuw oud is geworden mag het stilaan welletjes zijn. Straks hangt de onvermijdelijke Leterme nog zijn wagonnetje aan de populariteit van Eddy Kwally. Het zou me niet verwonderen. Eerder had toch ook al Bert Anciaux zijn borst nat gemaakt voor Kate Ryan en had hark Geert Bourgeouis zich ge-out als fan van Laura Lynn. Laat Eddy toch 1 keer écht uit een vliegmachien springen, dat kan geen kwaad, Eddy zingt zelf in deze onwaarschijnlijke wereldhit: “laat Eddy maar gaan, hij komt heus wel aan…”
22/4/2007

Geplaatst in Dagklapper | Reacties uitgeschakeld voor Als Eddy Wally kunst is met een grote K…

Stem voor mij

Dat moet u niet letterlijk nemen. U kent mij immers niet en ik ben niet verkiesbaar. De titel verwijst al naar de volgende verkiezingen. Voor nu is het te laat. Zondag moeten we onze stem uitbrengen en de kans bestaat dat u zich hebt laten (mis)leiden door de praatjes van de dames en heren die in het politieke vak zitten.
Is het u ook opgevallen hoe weinig er echt ‘stem voor mij’ werd gezegd, en hoe vaak ‘stem niet voor die en die…”? De E.T. van de CD&V, Van Rompuy, had het al maanden geleden aangekondigd: “wij moeten niet over ons programma praten, maar over hoe slecht paars het gedaan heeft.” Leterme maakte er zijn mantra van “wie gelooft die man (Verhofstadt) nu nog”. Hij zou ook kappen op de Franstaligen en gemeen uithalen naar Landuyt (SP.a). Zijn kartelpartner, de meest uitdrukkingsloze kop van Vlaanderen, Bart De Wever, neuzelt onbeschaamd dat de socialisten moeten verdwijnen. Hij heeft het dan niet alleen over de profiterende PS, maar over heel het socialisme als principe, hij is tegen het verdelen van de beschikbare middelen. Hij scandeert nog net niet: “weg met de solidariteit, leve het egoïsme”. In het mega(lomane) hoofd van Bart De Wever wordt het al enge “eigen volk eerst” uitgebreid met: “en ieder voor zichzelf”. De andere rechtse megafonen wil ik niet eens aanhalen. Maar vooral zij zouden sneller uitgepraat zijn en met zekerheid minder stemmen halen wanneer zij, in plaats van met modder te gooien naar de anderen, het uitsluitend over hun voorstellen mochten hebben: ‘stem voor mij’, want…
Er is één kandidaat die het al anders gedaan heeft en het is dan ook afwachten wat de kiezer er van vindt. Want ga je solo, neem je natuurlijk een risico. Alsof jij de enige renner in het peloton bent die besluit zonder epo te rijden terwijl de anderen lustig verder spuiten. De kopman van de Vlaamse socialisten, Johan Van de Lanotte heeft een oprecht ‘stem voor mij’ aan de kiezer/kijker voorgelegd, waarbij hij meer dan eens zei dat hij niet meer wil beloven dan realistisch haalbaar is. Rustig, ernstig, zonder show, zonder tijd te verspillen aan de andere kandidaten. Hebben wij na de nieuwe man, waar de vrouwen een tijdje de mond van vol hadden (niet letterlijk natuurlijk), nu ook de nieuwe politieker aan het werk gezien? Iemand die zijn zaak komt uitleggen, helder, overzichtelijk, goed gedocumenteerd, vertrekkend van een reëele situatie als een werkplan, waarin staat wat kan en niet kan, zonder acteerwerk, als een kandidaat op een examen, die dan terugtreedt en rustig de uitslag afwacht, samen met de andere kandidaten. Het zou moeten kunnen, ook al is het niet vanzelfsprekend. We willen wel een suggestie doen. Als een eerste aanzet, het begin van een positief stappenplan.
We gaan er van uit dat bij volgende verkiezingen de campagne alleen nog op tv zal gevoerd worden. Nu werden er nog plakploegen uitgestuurd, anders heeft het voetvolk het gevoel dat ze niet meewerkten, nu werden de markten nog afgedweild, maar wie gaat er nog naar de markt; en werden door de post partijfolders verspreid (met de staking in Gent moeten de kinderen van Verhofstadt en de flanflan-vrienden van Freya de baan op om te bussen).
Plaatselijk blijft dat wel voortbestaan als een onverwachte regenbui, maar tv is het enige medium dat nog telt. De geschreven pers staat toch al meer voor de camera dan achter hun schrijfmachine. Zij mogen uiteraard nog commentaar geven langs de zijlijn. In goedgeschreven columns. Maar verkiezingsprogramma’s op tv moeten er de volgende keer nog meer komen, tegelijkertijd op de VRT en op de commerciële zenders. Dat lost dan tijdelijk het probleem van al die onzin en sensatieprogramma’s op. De regionale zenders volgen de regie maar met plaatselijke kandidaten. En dat moet echt niet saai zijn. Een dag uit het leven van, kan, maar dan gedraaid met verborgen camera. Uiteraard zijn biografieën nuttig om de kandidaten op jeugdzonden en lastige tics te betrappen. Het belangrijkste onderdeel is de presentatie van de verschillende kandidaten én de tegensprekelijke debatten.
Dit lijkt wel veel van hetzelfde maar er zijn belangrijke verschillen. Om te beginnen mag er nog alleen volgens de “stem voor mij”-gedachte gesproken worden. En dan niet in slogans, maar in duidelijke argumenten waarom de kandidaat beter de gemeenschap zal dienen. De rechtse megafonen zullen snel uitvallen want zij willen niet de hele gemeenschap dienen. De presentator van dienst, Annelies Beck (liefst), Phara of Goedele, (Kathleen Cools is inmiddels veroordeeld voor jarenlange verkrachting van de neutraliteit) faciliteren de programma’s eerder dan ze te presenteren, maar centraal op het toneel zit een rechter. Of meerdere rechters, die onbevooroordeeld en met kennis van zaken de debatten volgen en zo nodig tussenkomen. Een beetje in de stijl van judge John Deed, zaterdagavond op Canvas. De rechter(s) kan de kandidaten onderbreken wanneer die argumenten gebruiken die niet onderbouwd kunnen worden, hen berispen wanneer zij een aanval op hun tegenstanders opzetten en hen van het scherm halen wanneer ze liegen, vals zijn (Leterme over Landuyt) of demagogische onzin verkopen. Het is duidelijk welke partijen niet lang zullen meedoen.
Het volstaat niet meer dat de kandidaten simpelweg kandideren, om het scherm te halen zullen zij een aantal examens moeten afleggen. Taalvaardigheid is er een van, een passage bij de leugendetector een andere. Zij zullen ook psychologisch doorgelicht worden. Psychopaten en megalomanen vallen uit. Idem dito achterbakse karakters. (Het valse lachje van Leterme zal worden afgestraft, evenals zijn hautaine lichaamstaal en lelijke kostuums). Natuurlijk krijgen we reportages van de verschillende proeven in samenvatting op het scherm.
Op het einde van elke uitzending zal de rechter zoals in een rechtszaal een oordeel vellen. Hij zal vooral de bevolking voor domheden waarschuwen, maar hun niet voorzeggen wat zij ervan moeten denken. Hij kan bijvoorbeeld zeggen: dit lijkt goed te zijn voor de Westhoek, maar denk eens, is dit goed genoeg voor alle uithoeken van het land? Kun je met deze man bij de groten der aarde komen? Kun je er überhaupt mee buiten komen? Verder dan zijn dorp? Zal hij willen werken voor de hele gemeenschap? Zal hij niet opnieuw hervallen in demagogie? Heeft hij een echte ploeg waar het land iets aan heeft en niet alleen zijzelf?
De rechter moet de bevolking ook opvoeden. Hij zal hen uitleggen dat discriminatie niet kan, evenmin als door het rood licht rijden en honden op straat laten kakken, dat wij met zijn allen verantwoordelijk zijn voor een harmonieuze samenleving, dat de rechten van het individu gevrijwaard moeten blijven, maar dat we ook plichten hebben, dat tsjevenstreken zonde zijn en dat wij en alle politiekers telkens de vraag moeten stellen bij hetgeen we doen of plannen van te doen: is dit correct, is dit eerlijk.
De rol van rechter zal cruciaal zijn en zeker niet eenvoudig. Misschien kan ik die rol de eerste keer zelf spelen, ik heb ‘m toch uitgevonden en heb grotendeels al in m’n hoofd wat die zou moeten zeggen en op welk moment. Er zijn immers zovele situaties denkbaar dat je die onmogelijk allemaal aan iemand anders kunt uitleggen. En met Annelies Beck aan mijn zij zal dat wel loslopen.
Stem op mij, ik zie het helemaal zitten. Maar eerst proberen 4 jaar Leterme uit te zitten.
6/6/2007

Geplaatst in Pol & Soc & Fictie | Reacties uitgeschakeld voor Stem voor mij

Het geloof in Vlaanderen

(geschreven in 2007)
Geloven is aanvaarden zonder tastbare bewijzen. Daarvoor moet je in deze tijden je hoofd volledig leegmaken. En daar is Vlaanderen sterk in. “Ik ben een leeghoofd en daar ben ik fier op”, is een testimonium voor iedere Vlaming die zijn sticker op de juiste plaats draagt. Zolang we maar niet moeten nadenken, zolang ze ons niet nerveus maken met discussies en bewijzen. Wie duizendmaal zegt dat met zijn goed bestuur alles goed komt, beloven wij te geloven, zonder vragen te stellen. Zoals het vroeger was. Daarom sluiten we nu de ogen en zingen samen: “ Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Leterme”.
Schijnheilig Vlaanderen. Al twintig jaar schuifelt een groot gedeelte, al dan niet gegeneerd, rechts achter het VB aan. ‘Ikke en de rest kan stikken’, is de Vlaming op het lijf geschreven. Nog meer dan ‘eigen volk eerst’. Alleen de gedachte aan wat de buren zullen denken, hield het VB van een absolute meerderheid. Voor het goed fatsoen schoof een deel van de Vlamingen aan bij rood, blauw, oranje of groen. Maar zodra rechts in een andere verpakking zou gepresenteerd worden, zouden de rijen in de politieke supermarkt snel op rechts aanvullen.
Gisteren floepten dan eindelijk op rechts de lichtbalk “goed bestuur” aan en iets verder rechts “gezond verstand”. Het betekent niks, het is niet meer dan een uithangbord, maar toch werd opgewonden de spurt ingezet. Het was geleden van toen Lernout en Hauspie aandelen te koop aanboden. Toen geloofden de Vlamingen dat de spraaktechnologie zwart geld zou witwassen terwijl het bovendien iets aan hun dialect zou doen.
Met hetzelfde blinde geloof trokken ze nu massaal naar ‘Goed Bestuur’ en iets minder naar ‘Gezond Verstand’, want de Vlaming is altijd achterdochtig wanneer naar zijn verstand verwezen wordt.
Met ‘Goed Bestuur’ kan rechts niet fout zijn, want dat komt van de oude CVP en die hebben God aan hun zijde, zoals dat vroeger in Gotisch schrift op de koppelriemen stond. Leterme haalt 795.000 voorkeurstemmen, Vervotte 134.000. Zonder bewijs van goed bestuur, laat staan van zeden.

Professor Van de Lanotte mag bewijzen voorleggen zoveel hij wil, zijn zeven puntenplan argumenteren met cijfermateriaal tot ver na de komma. Vlaanderen wil niet luisteren, Vlaanderen is niet sociaal, wil niet delen met anderen. Van de Lanotte moet zichzelf niets verwijten, zij hebben geen fouten gemaakt. De kiezer heeft niet altijd gelijk, zeker niet wanneer hij niet wil weten, maar geloven. Geloven vooral dat het kartel, desnoods aangelengd met het VB en LDD, die Franse profiteurs beneden Brussel voor eens en voor altijd op hun zakdoek zal oprollen. Want ons samenlevingsmodel dat in het buitenland als voorbeeld wordt geprezen, is een illusie. De Vlaming gelooft dat het paradijs helemaal tussen De Panne, Brussel en Maasmechelen zal liggen zodra de geldstromen naar Wallonië worden drooggelegd. Wat er in het buitenland beneden de taalgrens gebeurt laat de Vlaming ouderwets koud.

Ik geloof nu eens niet dat er een historische staatshervorming in de maak is, ik geloof eerder dat er een gigantische zeepbel gaat ontploffen. Daarom moeten SP.a én VLD zo verstandig zijn van aan de kant te blijven. Laat de Vlaamse leeuwen maar voorbij marcheren, wie in plaats van links/rechts, links/rechts, rechts/rechts, rechts/rechts marcheert loopt altijd het decor in, daar kunnen een miljoen leeghoofden niet aan verhelpen. Zij mogen vol zijn van zichzelf, maar zullen toch nooit voor vol aanzien worden.
11-06-2007

Geplaatst in Pol & Soc & Fictie | Reacties uitgeschakeld voor Het geloof in Vlaanderen

Ein bisschen Frieden, ein bisschen Friedl’

Ik luister naar Cabrio, het nieuwe programma op Radio1 dat ‘het beste moet nog komen’ moet doen vergeten. Na 1 uur luisteren weet ik al dat alleen het slechtste nog kan komen. Cabrio moet met zijn verwijzing naar een auto zonder kap een zomerbriesje in de ether brengen, maar kakelt als een kip zonder kop.
Wie haalt het in zijn hoofd de aangenaamste radiostem zonder voorafgaand referendum of schriftelijke toelating van de Verenigde naties in een doosje te steken? Zijn ze gek geworden bij de VRT?
Meer was er niet nodig dan Ein bisschen Friede en ein bisschen Friedl’ om de dag opgewekt en met liefde in het hart te beginnen. In alle bescheidenheid droeg Friedl’ bij tot een betere wereld. Jazeker, u hebt het goed gelezen, ik verwar niet met haar vorige programma “de Nieuwe Wereld” dat al evenzeer grote indruk maakte.
Wie naar Friedl’ haar oprechte interesse in de medemens luisterde was bereid van minstens 24u zijn eigen vooroordelen tegen de mensen op te bergen.
De voorbeelden vormen een lange lijst, maar omdat het geheugen kort is en de VRT ook alle verwijzingen naar het programma van haar website heeft gehaald, pik ik er uit de laatste week baron Paul Buysse uit. Als beroemd baron-beheerder heeft hij al vaak harde uitspraken gedaan over het reilen en zeilen in dit land, maar bij Friedl’ hoor je een man met een hart praten en met een grote sociale bewogenheid. Uit de laatste periode herinner ik ook hartchirurg Hugo Vanerwen, Knack-redactrice Anna Luyten, pianist-fantasist Glorieux… Ik denk dat wie bij Friedl’ in de studio zit niet zozeer een ander mens wordt, maar dat die mensen door haar empathie het gevoel krijgen dat ze eventjes zichzelf kunnen zijn. En laat dan maar toevallig de micro openstaan zodat iedereen kan meeluisteren.

Het beste moet nog komen was de naam van haar programma, maar ik vrees dat we, wat de radio betreft, met dat programma het beste gehad hebben. En dan mogen inspiratieloze kritikasters zeveren dat ze steeds dezelfde vragen stelde, wat doet dat er nu toe? Het resultaat oversteeg zonder moeite alle andere human interest-programma’s, vooral omdat Friedl’ de geïnterviewde alle ruimte gaf. Haar luisterbereidheid deed mensen praten. En ze heeft het talent om enkel in te pikken wanneer het interessant was om dat te doen, niet omdat de presentator zichzelf liever hoort praten, zoals dat meestal gebeurt. Zij greep zelfs niet in wanneer Roos – met de grote ogen – Van Acker begon op te snijden dat zij geroemd wordt om haar perfecte uitspraak van het Nederlands. Terwijl het uitgerekend de vrouw was die tegenover haar zat, de onvolprezen Friedl’ die niet alleen de aangenaamste stem heeft maar ook de mooiste uitspraak. Bij haar kan niemand merken dat zij van Roeselare komt. Tenzij je het in haar bio gelezen hebt, maar misschien klopt daar niets van en is Friedl’ een nagebleven fee die naar de radio is gestuurd om de mensen met haar uitstraling warmte te geven?

Er is inderdaad weinig over haar geweten. Ja, dat ze in Scandinavië op haar kop is gevallen en wij haar daardoor maanden hebben moeten missen, dat haar broers al even creatief zijn en dat haar gebit jarenlang het uithangbord was voor de tandartspraktijk van haar vader; maar nergens lees je bijvoorbeeld of ze een vaste partner aan haar zijde heeft? En of ze zelf gelukkig is? Dat ze daar eens een fata morgana voor organiseren.
Ik heb me vaak afgevraagd of zij niet met een onvervulde kinderwens zit? Wanneer een gesprekspartner vertelde dat die er bewust voor gekozen heeft van geen kinderen te hebben of net bereid is een carrière in de balans leggen tegen meer tijd voor de kinderen, hoorde je Friedl’ op haar stoel heen en weer schuiven en wist je dat ze zou doorvragen, je hoorde de fascinatie ook in haar stem.
Mocht daar inderdaad een leegte in haar leven zijn, is er dan niemand die haar kinderwens wil vervullen, zodat ze in latere programma’s nog meer vreugde kan uitstralen? Friedl’ hoort bij ons maatschappelijk welzijn. Dit land heeft meer nood aan Lesage dan aan Leterme. Met haar weten we tenminste dat het beste nog moet komen. Altijd opnieuw. Anders moet Radio 1 maar uit de ether.
25/6/2007

Geplaatst in Dagklapper | Reacties uitgeschakeld voor Ein bisschen Frieden, ein bisschen Friedl’

Zwitserse inlegkruisjes

Je kunt in Zwitserland geen kant op kijken of je ziet wel ergens een Zwitserse vlag wapperen. Het moet niet eens nationale feestdag zijn om die Fahne uit te hangen. Zij hoort er bij, het hele jaar door. Het lijkt wel of het moet, om mooi af te steken tegen het immer fris geschoren groen of als zoveelste zelfbevestiging voor naar zekerheden zoekende Zwitsers.
Het heeft natuurlijk met nationale trots te maken, ze hebben nu eenmaal een vlag waar je mee buiten kunt komen, in die mate zelfs dat Zwitsers zich zonder problemen in hun Fahne kleden als er geen gevels of vlaggenstokken in de buurt zijn om te vlaggen.

Begin er maar aan met onze tricolore. Je zou honderdvoudig uitgelachen worden alvorens men jou met medelijden uit het straatbeeld zou verwijderen, maar ginder, en nog vaker in hun buitenland, lopen jongeren gewoon rond met het Schweizerkreuz op hun T-shirts.

De eerste keer dat ik zo een fietser zag dacht ik dat het Cancellara was, want die woont ook in Bern. Tot ik er tien binnen het uur zag begreep ik dat je hier helemaal niet moet winnen om de nationale trui te mogen dragen. Hier is iedereen kampioen, bij ons is iedereen beroemd. Maar dat is de schuld van Dominique Deruddere die er een film over maakte.

Hoewel ze hun klanten makkelijk binnen de eigen grenzen vinden, kent de merchandising van de Zwitserse vlag geen grenzen. Naast de Zwitserse zakmessen en kleine melkkruiken met chocolaatjes, heb ik serviezen en servetten gezien, dassen en sporttassen, laarzen en kaarsen, dienblad en voetmat: telkens met rood veld waarop het witte kruis.
Het omgekeerde van het rode kruis, maar de Zwitsers waren eerst.
Het Rode Kruis inspireerde zich  op de Zwitserse vlag. Uit erkentelijkheid omdat Zwitserland het hielp oprichten.

Wat ik nog nergens gezien heb, ook niet in de speciaalzaken is een Zwitsers inlegkruisje. Het ligt als het ware voor de hand en moet beslist een gat in de markt zijn, maar nergens wordt er een broekje over open gedaan. Je kunt er natuurlijk moeilijk onderzoek naar doen. Mijn Zwitsers is om te beginnen te beperkt om intieme vragen te stellen. Bovendien, wanneer ik vraag :”Darf ich etwas fragen, tragen Sie eine Schweizerische Slipeinlage?”, weet ik dat ook de antwoorden dubbelzinnig zullen zijn, want natuurlijk dragen de Zwitserse vrouwen een Zwitsers inlegkruisje. Zwitsers kopen immers altijd Zwitsers. In de overal aanwezige Migros.
Van oorsprong zal het dus wel een Zwitsers inlegkruisje zijn, maar niet qua design, toch zeker niet bedrukt met het Schweizerkreuz.
Nochtans ligt zo’n Zwitsers inlegkruisje meer dan welk gadget ook perfect in de lijn van de Zwitserse symboliek van ‘zuiverheid en zekerheid’. En mochten vrouwen toch een probleempje hebben, dan krijgen ze met een Zwitsers inlegkruisje voortaan een mikpunt in de mik. Bloeden voor het vaderland, krijgt een nieuwe betekenis. En voor vrouwen in de menopauze komt de rode vaan met deze rote Fahn van het Zwitserse inlegkruisje een beetje terug.
Als ik dit Zwitserse inlegkruisje nu eens zelf op de markt breng? Een model en naam heb ik al: Jungfrohlich, zuiver als de Jungfrau, waar alle jonge vrouwen vrolijk bij worden.
Zijn er kandidaten voor proeffoefjes?

HugoBe        27/9/2007

Geplaatst in Fantasie | Reacties uitgeschakeld voor Zwitserse inlegkruisjes

Sanitaire stop

Houdbaarheidsdata van huishoudtoestellen verlopen mooi synchroon. Wanneer je aan een vierde koffiezetapparaat toe bent, moet je ook voor de derde keer een nieuwe tv of droogkast aanschaffen. Een wasmachine gaat dan weer half zo lang mee als een vaatwasmachine, een diepvriezer of een warmwaterboiler. En wanneer je huis afbetaald is vallen die verschillende cycli samen, moet het dak vernieuwd en beginnen de kranen te lekken of minder te functioneren. Weekends gaan op in de zoektocht naar een nieuwe uitzet. Met veel fantasie kun je het een verjongingskuur ook voor jezelf beschouwen.
Gisteren stonden we met twee kranen aan de balie van een bedrijf in sanitaire toestellen. Voor de keukenkraan zouden we met nieuwe rubbertjes het lekken kunnen stoppen. We hadden de kraan mee, omdat ik vermoedde dat deze artistieke, mooie kraan wellicht geen standaardformaat had. “Och manneke”, begon de man achter de balie, “die kraan is zeker 20 jaar oud, daar ga je geen ringetjes meer voor vinden”. Die twintig jaren klopten, maar dat mocht toch geen bezwaar zijn voor dingen die voor de eeuwigheid werden ontworpen en navenant gekost hadden. We kregen ringetjes mee die de diameter het best benaderden. Het bleek een waterdichte gok.

Met de thermostatische kraan liep het anders. Eén blik op het merk, Grohe om het toch maar te noemen, volstond voor de specialist om uit te roepen dat er niks aan die kraan kon zijn en het probleem zeker bij de warmwaterboiler moet liggen. Dan is dit toch een kraan voor de eeuwigheid, dacht ik bij mezelf, een oorspronkelijke Grohe, niet artistiek gemodelleerd,
maar hedendaags rechtlijnig en functioneel.
Onze opmerking dat de boiler nog maar drie jaar geleden vervangen was, werd weggewuifd.
“Ik zeg dat het de boiler is en niet de kraan”.
Ik hoorde dat hij Jules heette. Het was net Michel Verschueren in een blauwe overall.
Hij had diezelfde strakke feilloze pinbros en dezelfde rechte tanden. En zoals Verscheuren op de werklozen kon foeteren, deed Jules minachtend over loodgieters, die twee meter verder aan de andere balie voor professionelen stonden, door een metalen hek gescheiden van ons, particulieren.
“Al die loodgieters zeggen dat het de kraan is, maar zij kennen niks van warmwaterboilers.
Ge moet een letter voor die mannen zetten”. Meer vertrouwd met de grafische sector begreep ik even niet wat die letterzetters in zijn betoog kwamen doen, tot andere klanten ingehouden lachten om zoveel straffe praat en ik besefte dat hij slechts één letter voor hun naam wou zetten.
“Ga naar huis haal die pin voor de waterdruk te regelen uit uwen boiler en kijk of het veertje achterin niet geblokkeerd is. Daar kijken die mannen nooit naar”. Het was alsof Jezus tegen Lazarus sprak : “neem uw bed op en ga naar huis, uw moeder heeft visjes gebakken”.
Maar ja, je bent leek in een sanitaire omgeving, dus ga je naar huis om zijn woorden te checken, ook al moet je daar de boiler voor uit elkaar vijzen, iets wat je nooit eerder deed en wat de loodgieters blijkbaar ook liever aan hen lieten voorbijgaan. Maar als Jules zo overtuigend tegen zijn winkel praat en ons geen dure thermostatische kraan wil aansmeren omdat wij die volgens hem niet nodig hebben, wie zijn wij dan van aan zijn woorden te twijfelen?
Je had al heel de tijd de indruk dat hij misschien wel de eigenaar was die liever in overall bleef werken en zich niet in die grote showroom vertoonde. Hij wou een man van de stiel blijven en je had de indruk dat alle gesprekken over hem liepen, dat al zijn collega’s voortdurend aan Jules om raad vroegen. Maar als je het even volgde kon je merken dat het Jules zelf was die voortdurend inbrak in de gesprekken van zijn collega’s met klanten, particulieren of professionelen.
Ook wij werden eerst bediend door een collega van hem, maar Jules volgde het gesprek van aan de balie van de professionelen waar hij met een vakman loodgieter bezig was, waarschijnlijk met voortdurend die letter “k” in bijgedachte, om plots bij ons te staan en het gesprek over te nemen. In feite sprong hij van de ene klant naar de andere, in zijn commentaren zowel collega’s als klanten met stijgende ergernis voor dommeriken houdend.
Ik heb er trouwens een schitterende diplomatische reactie gehoord van een klant die evenals de anderen te horen kreeg dat hij het allemaal verkeerd had gedaan. Die man liet Jules praten en antwoordde niet meer wanneer Jules bleef doorvragen hoe hij die kraan geplaatst had. In de plaats knipoogde hij naar mij en zei: “ ge kunt zwijgen in de winter en in de zomer”.
Jules had het begrepen en liet de klant gerust, maar verlegde zijn aandacht naar de collega’s : “vooruit mannekes, voortdoen, straks staat dat hier vol.” Dat deed het inderdaad en hoe druk hij ook werkte en overal bijsprong, het was Jules die in zijn zin naar perfectie zelf de vertragende factor leek te zijn. Er waren knipogen van verstandhouding tussen de klanten bij dit ongewone spektakel.

Toen ik overhuis was geweest en terug aan de balie ‘particulieren’ stond liet hij de klant waar hij mee bezig was onmiddellijk staan en kwam op mij af. “ Het was de boiler, is ’t niet ?”
Ik stak de thermostatische kraan als antwoord omhoog en schudde van neen, zonder woorden om hem niet te affronteren. Ik vroeg of de thermostaat in de kraan niet vervangen kon worden. “Dat kan natuurlijk, maar dan moet ge die precies kunnen afstellen, met een thermometer, en dat is niet makkelijk, er zit wel een uitleg bij maar toch… enfin, ge hebt dus niet gedaan wat ik gezegd heb”. “Natuurlijk wel”, zei ik. “Neenee, dat zegt ge nu wel, maar ik weet dat het niet waar is.” En hij begon te tekenen. Zo ziet dat er uit … “en daar zit het veertje”, wees ik op zijn tekening, “…dat kan vrij bewegen en is niet geblokkeerd”. “In dat geval heb ik niks gezegd”, veranderde hij van toon.

Ik nam het Jules niet eens kwalijk, mocht hij gelijk hebben gehad, dan had hij ons een nieuwe kraan kunnen besparen. “Liefst zou ik gewoon een mengkraan nemen”, zei ik. “In de gang hiernaast in de hoek zijn er goedkope”, antwoordde hij zonder mij nog aan te kijken.
“Mag ik er geen duurdere kopen?”, zei ik gespeeld nederig. “Ik dacht aan die daar van Grohe”. Hij keek me aan en heel even kon hij op z’n Verscheurens grijnslachen. Ik denk dat hij mijn sanitaire stop had begrepen.
Thuis had ik geen drie minuten nodig om de kraan te vervangen. Ik testte ze onmiddellijk uit in een heerlijke warme douche. De Jules was snel doorgespoeld.

HugoBe

20-11-2007

Geplaatst in Dagklapper | Reacties uitgeschakeld voor Sanitaire stop

Goede (oude) vrijdag

Vanmorgen ben ik de boender gaan halen bij mijn zoon. Omdat het Goede Vrijdag is en dan naar gewoonte parketvloeren geboend moet worden. Zo moest het alleszins toen ik als kind thuis woonde, zo hou ik nu mijn Pasen in mijn eigen huis en zo blinkt mijn zoon in navolging zijn parketvloer. Hoewel hij er geen vrijdag voor nodig heeft. Goede of andere. Hij boent zoals hij zoent, zoals het hem zint dus.

Voor mij hoort parket boenen bij Goede Vrijdag. Vòòr 15u, want dan sterft Jezus aan het kruis en als we dan al niet in de kerk zaten, dan zaten we toch thuis op de knieën. Nog altijd of opnieuw op die knieën, want de jaarlijkse parketbeurt werd bij ons thuis wel grondig aangepakt. Daar is de lente-schoonmaak van tegenwoordig maar een kattenwasje tegen. Wij gingen al van ’s morgens na het ontbijt op de knieën, met een pannenkoeken-mes herinner ik mij, met rood gelakt handvat waarop twee horizontale witte lijntjes geschilderd waren. Ontwerpers van toen waren betweters net als nu. Als je een pannenkoeken-mes op zijn zijkant houdt heeft het een rechte kant en geen gebogen snijkant. Daar kun je dus mee schrapen, 25 cm breed in een keer. Zo schraapten we de oude boenwas van de vloer, een smurrie geworden na de inwerking van terpentijn. Daar was je ettelijke uurtjes zoet mee, want er lag parket all over the place. En wanneer je in de ene kamer zat te schrapen werd de andere kamer al met terpentijn ingewreven. Ook het insmeren met nieuwe boenwas gebeurde voorover gebogen op de knieën.
Wanneer je dan tegen 15u naar de kerk moest stond je lichaam al in de juiste devote kromming geplooid. Rug rond en hoofd naar de grond. Wij werden al een beetje goddelijk beschouwd, want wij woonden tegenover de kerk, maar omdat wij op Goede Vrijdag krom liepen van de parket te poetsten, leek het wel of wij persoonlijk getroffen werden door het lijden van Christus, alsof hij familie van ons of toch een goede bekende was.

Die goede week begon eigenlijk al met witte donderdag. De examens moesten dan gedaan zijn, zodat we met de school gezamenlijk konden gaan biechten. Ook dat nog. Omdat je alleen vrij van zonden Pasen mocht vieren.
Zo gênant was dat ook niet, want in de kerk was het redelijk donker zodat de kans dat de pastoor jou door het geperforeerde luik zou herkennen eerder klein was. Toch liep je voor de zekerheid met een boog voorbij het deurtje naar het gordijn aan de zijkant en fluisterde je stil met licht vervormde stem. Het vervelendste was nog originele zonden bedenken. Want je kon natuurlijk niet zeggen :”ik heb niks gedaan”. Dus zei je maar weer dat je ongehoorzaam was geweest, een keertje gelogen had of je broertje pijn gedaan. Toen ik mijn communie had gedaan durfde ik er wel ‘s een cryptische ‘ik heb in gedachten gezondigd’ achteraan gooien. Moest hij maar uitzoeken wat ik daar mee bedoelde, wat ie niet deed. Een enkele keer was er een pater die kwam helpen en die vroeg wel door, maar praatte daarbij zo snel dat ik kon doen of ik hem niet verstond.

Vrijdag hadden we dan vrij, vermoed ik, hoewel ik me toch ook herinner dat we met school naar de kerk gingen. Misschien kregen wij op donderdag al een avant-première van de lijdensweg van Goede Vrijdag? Om te oefenen, voor een niet-kennerspubliek?

In ieder geval ging meneer pastoor bij die goede vrijdagdienst heel dramatisch plat op de grond liggen. Armen gespreid, gezicht naar de grond. Minutenlang. De hele viering met voorlezing van het lijdensverhaal duurde al lang, zonder dat de pastoor dan nog even op de grond ging uitrusten terwijl wij zaten te wachten op het verdere verloop. Wie de rituelen niet kende, kon vrezen dat hij dood gevallen was, want de pastoor was al heel oud.
Hij was daarbij dan nog zo ascetisch, mager zeiden we toen gewoon, dat de pezen in zijn keel als gespannen kabels zichtbaar waren. Als kind probeerde ik dat te imiteren wanneer ik naar zijn preek zat te luisteren en uit kikvors-perspectief naar die keel op het preekgestoelte moest kijken. Ik kon daarbij rustig bekken trekken, iedereen zat toch voor zich uit te staren, want wie in de kerk achterom durfde kijken kreeg de hand van God in zijn gezicht. Baf. Saflet. Goeie morgen. En had God het niet gezien dan riskeerde je wel een tik van de “Suisse”, de opzichter van de kerk, genoemd naar de Zwitserse wacht in het Vaticaan, maar dat wisten wij toen niet.

Voor ons was de “Suisse” gewoon onze gazettenvent die iedere morgen, door weer en wind, de krant bracht. Hij had er een lederen verweerd gezicht van gekregen, bruin met roze in de diepe groeven. In mijn verbeelding was hij een indiaan met een kromme neus maar zonder gespleten tong. Een gespleten duim daarentegen had hij wel, aan zijn linkerhand. Ik was er vies van, maar gelukkig sloeg hij met zijn rechter. In de kerk droeg hij een hoed zoals Napoleon, maar die van hem stond naar voor en niet dwars zoals bij Bonaparte.
Onze gazettenvent is misschien al 40 jaar dood, dan mag ik toch wel vertellen hoe hij heette ? “Grüssenmayer” was de naam. Een indiaan die Grüssenmayer heette, de krant rondbracht en schnabbelde in de kerk. Ik heb dat altijd een vreemde combinatie gevonden. Tot ik natuurlijk Pierre Brice Winnetou zag spelen in het Duits van Karl May.

Van die schoolse vrijdagmissen, is mij vooral een soort voorloper van de Mexican wave bijgebleven. In het lijdensverhaal was er een passage waar Christus tussen twee moordenaars aan het kruis hangt en de soldaten, die om zijn kleed dobbelden, de moordenaars naast hem met een spons te drinken gaven, maar Jezus zijn zijde doorboorden…met een lans. De priester las voor, maar die ‘lans’ kwam als een aanzwellende wave door de kerk aangerold: “…lllllààànssss”, gevolgd door gegniffel en gelach bij de leerlingen en gegrom en boze blikken bij de leerkrachten. Van de bokser en de soupape in de eerste plaats, minder van de Fifie en de Smos, maar niet minder van Flikka.

Aan die laatste moet ik deze dagen denken. Met zijn gebit en bril leek hij een broer van Roger Moens, maar deze doordraver heette gewoon Nau. Hij gaf meer Frans dan punten, want die trok hij vooral af. Na een halve zin kon je al een nul krijgen.
Wanneer er weer eens iemand een “s” had geschreven aan de futur simple, riep hij: “hoe dikwijls moet ik nog zeggen dat de conditionnel een “s” krijgt: je viendrai is futur simple, ik zal komen, je viendrais is de voorwaardelijke wijze, met “s”, maar daarvoor moet er een voorwaarde zijn, bijvoorbeeld als het sneeuwt met Pasen. In die tijd leek dat een absurde mogelijkheid. We zaten toen op onze knieën op de parket in ons onderhemdje te zweten, tegenwoordig is het met Goede Vrijdag net boven de nul graden en krijgen we vlagen van sneeuw en hagel.

21/3/2008

Geplaatst in Nostalgie | Reacties uitgeschakeld voor Goede (oude) vrijdag