Een leuke job voor Filip en Mathilde

Ik kan de frustratie van Filip begrijpen. Na elke missie naar het buitenland is het tegenwoordig heibel. Jaren aan een stuk heeft hij moeten horen: ”zal hij het wel ooit kunnen?” Ondertussen zegt men: “zal hij het wel ooit worden?”.
Dat moet toch aan je vreten. Al die inzet, al die ingehouden jaren lijken plots voor niets te zijn. Je kunt je niet verdedigen want elk woord staat morgen uitvergroot en met de nodige interpretaties in de krant. Hij kan al heel zijn leven geen kant op.
Was hij maar niet uit uit Paola geboren maar ergens langs de kanten van Wiekevorst of Tubize uit een simpele werkmansbroek geschud, dan sprak niemand over hem. Hij zou boeren op het land of werk vinden in de fabriek. Op zondag zou hij met die immense houterige handen van hem het doel van de plaatselijke voetbalclub verdedigen. Hij zou wellicht nooit veel verder dan zijn dorp geraken, maar de kans is groot dat hij meer dagen van simpel geluk zou kennen dan hij nu op zijn vingers kan tellen.
Maar het parcours van ons vorstenhuis loopt niet langs het geluk. Voor zover geweten is, heeft Boudewijn nooit kinderen gehad, daarom werd Filip troonopvolger. Met dat vooruitzicht zou Paola hem gek maken. Van het moment dat Filip tot de jaren van verstand komt, hamert Paola dag na dag in op dat al zo vreemde kinderhoofd: “Philippeke, een prins=dom, een konink=rijk, wat ga jij dan later worden?”  Van al dat hameren is zijn hoofd voorgoed beschadigd. Nooit zal hij gezond verstand hebben.

En dan sterft Boudewijn vroeger dan verwacht. Paola ziet haar kans en wordt zelf koningin. Filip moet nu hopen dat zijn vader vlug sterft, maar daar durft hij niet eens aan denken en vegeteert verder in de wachtkamer van Laken. Hij gaat alleen in jaren vooruit. Hij heeft ook voor niks anders geleerd dan voor koning, en daar zijn geen vacatures voor, tenzij voor koning van de Vogelenmarkt of voor koning van de Rock ’n Roll. Hij heeft bovendien geen vrienden, zelfs zijn broer houdt meer van een hond dan van hem. En hij kan niet op café gaan om zich eens goed te bezatten en aan den toog iedereen lastig te vallen met zijn frustraties.
Ter compensatie wordt hem Mathilde geserveerd, maar hij heeft schrik van meisjes. Nog altijd. Op eigen initiatief zal hij hen nooit aanraken. De gouvernante heeft hem vroeger verteld dat hij, omdat hij al prins is, in een kikker zal veranderen wanneer hij een meisje kust. Aan Laurent werd dan weer verteld dat hij al kikker was in een te klein kostuum.

Filip moet altijd ernstig zijn. Hij draagt de toekomst van België op zijn schouders. Vandaar dat hij er zo onzeker en houterig bijloopt. En altijd lopen er leraren, lakeien, bewakers en raadgevers om hem heen. Nooit kan hij eens zijn eventuele geluk in een luchtsprong kwijt, of zijn frustratie in een hard gebrulde “klootzakkeuh”. Hoe ouder hij wordt hoe moeilijker het wordt, want zijn omgeving wordt steeds kritischer voor hem.
Moet dat eigenlijk wel? Iedereen doet in zijn leven toch wel ‘s een carrièreswitch?
En als misdadigers recht hebben op een tweede kans, waarom dan Filip niet? Kunnen we hem niet uit die koningskwestie halen alvorens hij helemaal kierewiet wordt? Hij kan de bevolking wellicht beter in de luwte dienen. Ik weet trouwens al een fantastische job voor hem en ook voor Mathilde. Voor de tweede speelhelft van hun leven. En niet alleen zijzelf maar ook vele landgenoten zullen er gelukkig mee zijn.
Bovendien kan de dotatie flink naar beneden afgerond worden, want ze moeten niet meer naar het buitenland, ze moeten geen dure jurken en hoeden meer dragen of geschenken kopen voor buitenlandse gasten en recepties geven voor 1000 man en meer. Natuurlijk mogen zij nog in het paleis blijven wonen, mettertijd misschien eerder in het koetshuis, maar toch. In hun nieuwe job, stellen ze zich ten dienste van de gewone mensen en dan hebben zij, zoals elke werkende mens, een thuis nodig waar ze in het weekend kunnen uitrusten en met de kinderen spelen.

Ondertussen doet Albert II zijn tijd als koning uit en zien we wel wat we met die royale bedoening aanvangen als het zover is. Wellicht is Filip zo blij met zijn ander leven dat hij geen koning meer wil worden. Want wat ik hem en Mathilde wil voorstellen is echt iets voor hen. Niet alleen omdat het makkelijk is en binnen hun mogelijkheden ligt, omdat ze weinig tekst te onthouden hebben, maar vooral omdat het gedaan zal zijn met de stress van ‘doe ik het wel goed’.
Ze moeten geen angst meer hebben van de media of van al die potentaten die naar recepties komen van stichtingen die hun naam dragen en waar zij soms teksten moeten voordragen waar ze niet één woord van verstaan. Voortaan moeten ze maar enkele eenvoudige zinnetjes onthouden, die elke dag dezelfde mogen zijn. Tot aan hun pensioen. Voor Filip is dat nog twintig jaar en dan mag hij er ook mee ophouden. Als koning zou het niet waar zijn geweest.
Als zij 250 dagen per jaar werken kunnen zij in die jaren die hen nog resten duizenden Belgen persoonlijk gelukkig maken. Nu is de afstand met de gewone mens te groot en is er niemand echt blij mee.

Laat ons beginnen met Mathilde. Zij zou vooral ’s morgens werken. Dan heeft ze daarna nog tijd vrij voor haar eigen kinderen. Ik stel voor dat zij zich inzet voor de moeilijke etertjes van ons land. Ik bedoel wel degelijk etertjes en niet ettertjes.
Hoeveel kinderen zijn er niet die bij het ontbijt hun boterhammetjes niet willen opeten, die hun brooddoos op school leegkappen en zienderogen vermageren. Ouders met dergelijke probleemkinderen kunnen dan een beroep doen op Mathilde.
Op de dag van afspraak komt Mathilde dan naar de keuken van die mensen, niet in een ensemble van een of andere Belgische ontwerper, maar in een eenvoudige blauw-wit geruite schort. Het slecht etende kindje zit zoals gewoonlijk onderuit gezakt aan tafel, met zijn hand onder zijn kin, en dan stapt Mathilde die keuken binnen en vraagt aan dat kindje: “zal ik jou een boterhammetje met choco smeren, want je moet flink eten, hé.” Op dat moment zal dat kindje geen hap door zijn keel krijgen, maar de bijna goddelijke verschijning van Mathilde in hun eigenste keuken zal hij van heel zijn leven niet vergeten. Ook de ouders, de familie, de klasgenootjes, iedereen zal er een deeltje geluk aan ontlenen. Later zal die jongen op basis van die verschijning in de keuken makkelijker een lief vinden en een job, want hij heeft altijd gezond zijn boterhammetjes opgegeten. Mathilde zal door die mensen aanbeden worden tot het einde van haar dagen. Ook haar eigen kindjes Elisabeth, Gabriel en Emmanuel zullen flinker worden, want de mama heeft nu een verhaal te vertellen.

De job die ik voor Filip heb is wellicht nog mooier, nog warmer, nog van grotere betekenis voor de gemeenschap, want hij kan meerdere huisbezoeken per dag doen. Hij zal zich richten tot de oudere mensjes en de alleenstaanden. Tegenwoordig zijn immers niet minder dan 40 % van alle huishoudens in ons land alleenstaanden. En hij kan die allemaal bezoeken en voor eeuwig gelukkig maken. Hij kan teruggeven wat er teloor is gegaan in onze maatschappij: de warmte van het persoonlijk contact. Dat stelde vroeger ook niet veel voor, maar het was er. In zijn alledaagse simpelheid, maar zeker als een rots. De melkboer die langskwam, de kruidenier die de bestellingen aan huis noteerde, de viskar op vrijdag, de kolenboer in de winter, de voddenman, de facteur die een borrel dronk. Het waren vrienden aan huis voor de thuiswerkende moeder de vrouw. Dat waren korte contacten, maar zo belangrijk voor een goed gevoel en voor, wat men later de sociale cohesie zou noemen. Nu haal je alles en nog meer in een grootwarenhuis. Aan de kassa kijken ze niet eens op van hun scanner want het moet vooruit gaan.

Stel dat Filip een melktoer zou hebben, kris kras door het land.
Niet zomaar op zijn initiatief, maar op aanvraag van familie en buren die iemand de verrassing van zijn leven willen bezorgen. Die klant voor 1 dag weet van niks en zit een beetje in zijn keuken te dommelen, wanneer er wordt gebeld. Of beter, wanneer er iemand achterom loopt en op de keukendeur klopt. Het eerste ogenblik denken ze dat ze dromen, want de man die langs het venster passeert lijkt sterk op de prins van België. Alleen draagt deze man een blauwe salopette en een ijzeren mandje met 6 flessen melk in. Hij waggelt wel zoals de prins, maar op zijn pet staat “Inza, Inzahier”.
En dan zegt Filip, op zijn onnavolgbare manier: “Goeiemorgen deze morgen, ’t is de melkboer.” Stel u de verbazing voor van die mensen dat de prins hen, eenzamen van België, heeft uitverkoren om hen melk te brengen.
Filip praat vervolgens kort over koetjes en kalfjes, zegt ook iets over het weer, hoewel dat al moeilijk kan zijn, want het weer wisselt nogal eens en dan kun je niet met een vaste tekst werken. Maar dan, op volkomen natuurlijke en relaxte wijze, om helemaal hun vertrouwen te winnen, drinkt hij tot slot het glas van de vriendschap met hen. Een glas melk natuurlijk.
De mensen gaan zo gelukkig en dankbaar zijn dat ze bij de volgende verkiezingen allemaal op Filip willen stemmen. Over het koninkrijk wordt niet meer gesproken. Filip for president. Van melkboer tot prins president.
(Alleen Jimmy Carter deed beter: van pindaboer tot president, maar Amerika is groter dan België).
26-02-2007

Dit bericht is geplaatst in Fantasie. Bookmark de permalink.