Een streepje voor Bart Tommelein

Paaszaterdag (2008). De Primavera gaat beginnen, maar eerst moet Villa Politica zijn deuren nog sluiten. In de uitsnijding praat Linda De Win met Rik Van Cauwelaert. Op het grote scherm achter hen staat Bart Tommelein te blinken op het spreekgestoelte, netjes in streepjespak gehesen met een half leesbrilletje als ernst bevorderend rekwisiet. Hij is rood aangelopen en als hij spreekt drukt de zwaarhangende keel op hemdrand en das. Er wordt gelachen wanneer hij de cijfers van Leterme weerlegt, terwijl hij eerder als fractieleider van de Open VLD het regeerakkoord zou moeten verdedigen. Maar de troika van partijchef en ministers van binnen- en buitenlandse zaken laten hem zijn gang gaan; zij hebben hem daar geplaatst, beloond met streepjespak en porte parole.
Op het moment dat Jean-Marie Dedecker zijn vroeger Oostends maatje Tommelein interpelleert wordt er overgeschakeld naar Sanremo. Ik kan niet meer volgen wat er gezegd wordt, maar ik kan indenken dat het er niet vriendelijk aan toe gaat.
Toen Jean-Marie in oktober 2006 niet tegen Van de Lanotte in de Oostendse arena wou stappen, nam Tommelein als gehoorzame partijsoldaat zijn plaats in. Dedecker voelde zich in zijn strijd met de partij verraden door Tommelein. Het zou nooit meer goed komen tussen deze Westvlaamse blauwe zwaargewichten, die ooit vanuit Oostende golf na golf richting Wetstraat stuurden in de hoop dat ze daar in hun ‘zeetje’ zouden verdrinken. Bartje fulmineerde tegen alles wat de kleine middenstander te kort deed, Jean-Marie brulde tegen al de rest.
Jean-Marie dacht dat hij met zijn nationale bekendheid altijd een koka voor zou liggen en Bart verder in ippon kon houden omdat hij hem bij een privé-probleem ‘ter hulp was gesneld’, maar denk hier alstublieft geen West-Vlaamse tongval bij. Bart bleek al even vastberaden als Jean-Marie, die ondanks zijn stoer judo-coach imago zichzelf te vaak door zelfbeklag buiten de tatami wipte.

Tommelein heeft tomeloze ambitie. Hij kan zwijgen wanneer het moet en praten wanneer en wat je maar wil. Hij kan zich onzichtbaar maken wanneer hij in de weg dreigt te lopen en als reddende engel opduiken wanneer de partij een vrijwilliger voor een vervelende klus in de ether wil sturen. Zo glijdt je tussen polemieken door en onopvallend mee naar voor. Zo word je woordvoerder van Patrick Dewael en, omdat niemand anders dat wil, diens conformerende vriend, die even Bourgondisch kan tafelen, die even fiets- en vrouwengek is, hoewel, wat dat eerste betreft, zijn schoonbroer hem al eerder tegen de wind in leerde beuken. En die, als Patrick dat wil, mee baantjes trekt in het zwembad en sporen in de sneeuw. Het is op skiverlof dat er zich een nieuw momentum aandiende in Bart’s carrière. Door toedoen van Greet Op De Beeck nog wel en misschien daarom niet geheel toevallig.

Op een avond had Patrick weer meer Slivovitsj gedronken dan goed voor hem was en liep hij luidruchtig lallend door het mondaine ski-dorpje: “ooh, maine blauwe geschelpte, gaai zaait maain lievelingsdooif…”, vergeten we niet dat Dewael uit Lierke Plezierke afkomstig is. Bart en Greet moesten de vrolijke excellentie ondersteunen. Voorbijgangers maakten opmerkingen. Gelukkig herkende niemand de minister van Binnenlandse zaken, maar waren er wel die vroegen of ze mister Kennedy niet moesten helpen. Bart die mee om ter meest ‘eins, zwei saufen’ had moeten doen met Dewael kon alleen nog maar schaapachtig lachen. Zijn Engels kon bovendien niet tippen aan dat van Greet die in een voorhuwelijks leven Germaniste was geweest. Greet die zich al uit moeilijker situaties had moeten redden antwoordde: ”Yes indeed, he is, but please don’t tell anyone, we are only trying to help this drunken Russian to his hotel, so he can’t disturd anyone anymore…”

Zoals te verwachten was wist Patrick Dewael ’s anderendaags niks meer van het voorval af, maar Greet feliciteerde zichzelf uitgebreid met haar alertheid en bleef maar herhalen hoe geweldig zij was geweest. “Geef nu toe, Patje, hij zou toch echt een Kennedy kunnen zijn? Zie dat aan. Als hij zijn haar een beetje meer wast en kamt, als hij zijn smile wat mysterieuzer maakt en iets minder plomp loopt, werkt dat Kennedy-imago ook bij ons.”
Greet weet wat het betekent wanneer je kop regelmatig op tv komt en hoe vrouwen voor mannen van de macht kunnen vallen, zeker wanneer ze een vage look-a-like zijn van een of andere beroemdheid. Dat helpt de positieve beeldvorming en het geheugen. Bart is een ladiesman, vond Greet en dat mist de partij. “Nu stemmen er alleen mannen voor de VLD, omdat ze er als middenstanders of ondernemers hun voordeel in zien. Maar hoe trekt de partij vrouwen aan? Met klein Karelke zeker of met den teddy Somers? En begin niet over Quickie, hé, die heeft een metaaldetectorstem en vrouwen vinden een man die geen vrouw kan vinden een loser. Wij vrouwen voelen ons meer aangetrokken tot mannen die al een of meerdere vrouwen hebben.”
Dat Greet haar eigen Patrick niet eens vermeldde, verbaasde Dewael niet. Zij had haar vrienden van de Germaanse definitief achter zich gelaten, de boekenclub van Antwerpen, noemde hij hen soms smalend, en wou de prijs die ze daarvoor betaalde of behaalde met niemand delen.
“Laat mij op de VRT tussen neus en lippen vertellen dat er Amerikanen op skiverlof dachten dat Bart Tommelein van de Kennedy-familie was, dan loopt Linda De Win hem zeker in elke uitzending met de micro achterna. Ik ken de media, als er ene het heeft over borrelnootjes of vette vis, praat heel België dat na. Wat dacht je dan van een Kennedy-boy-effect? Dat gaat er in als zoete koek. Vergeet niet dat er in de journalistiek – in tegenstelling tot in de politiek – bijna evenveel vrouwen als mannen werken.”

Als Greet zo vol vuur sprak dan stonden Patje’s oogzakken helemaal vol water. Zo had hij haar leren kennen en zo wou hij dat zij hem zou leiden in beslissingen die verstand aan gevoel koppelden. Bart was inderdaad best een gokje waard, de Jean-Marie zou toch vroeg of laat de Melsensstraat verlaten. Tommelein kon zich tenminste in de partij-orders schikken, laat Dedecker dan maar beschikken.

Nu stond Tommelein daar in zijn streepjespak voor de Kamer. De lat mag weer hoger geschoven worden. Als Van Quickenborne, waar niemand warm van wordt, minister kan worden, dan mag een flexibele Vlaamse Kennedy hoop koesteren op iets meer bij een volgende regering.
Zelf vond Tommelein dat hij meer weg had van Paul Goossens, vooral omdat die ook revolterend begonnen was en later door het establishment gerecupereerd werd, zo dacht Bart over zichzelf en over Goossens. Maar wie is er objectief als het over zichzelf gaat?

Bart revolteerde als ventje niet om de universiteit te vervlaamsen, maar vooral omdat hij niet naar school wou maar naar zee, dat maakte hij duidelijk door altijd een ‘blauwe’ zeemanstrui te dragen, met ankerknopen op de schouder. De jonge Bart had ook ambitie en grote woorden op overschot, en het talent om richting en timing instinctief te kiezen. Maar waar Goossens zijn idealen trouw bleef terwijl hij zijn carrière uitbouwde, vond Bart al snel dat idealen vooral golden voor de maten die je moest hebben wanneer je een nieuw kostuum ging passen. Links-rechts, links-rechts marcheert te traag. De blauwe trein ging sneller en daar wisten ze dat dienstbetoon in de eerste plaats een kwestie van zelfbediening is. Middenstanders weten als geen anderen hoe de kassa rinkelt. Hij had zelfs een uitspraak van Kennedy in zijn voordeel omgekeerd: “don’t ask what you can do for your country, but what your country can do for you.” Alleen als de partij hem iets vraagt is hij even opportunistisch als paraat.

Ik ben benieuwd wat hij gaat doen als de partij hem vraagt van zijn talenten als ladiesman aan te wenden om Inge Vervotte van Leterme los te weken en zo de CD&V verder te verzwakken.
24/3/2008

Geplaatst in Pol & Soc & Fictie | Reacties uitgeschakeld voor Een streepje voor Bart Tommelein

Met dank aan Elisabeth (haar wedstrijd)

Bij een cultuurclash denken we bijvoorbeeld aan immigranten die uit het niets in een Europese grootstad gedropt worden of aan moslims die alles uit de Koran geloven en geconfronteerd worden met vrouwen die vrijgevochten het mooiste van zichzelf en van de schepping laten zien. Of we denken er over na, zoals gisteren toen ik met een volle kar aan de kassa van de Colruyt stond. Ik zag die kar en vroeg me af of ik er zou van kunnen wegstappen. Doen met wat we nog in huis hebben. En dat is dan al oneindig veel meer dan de de mensen in Myamar die geen huis meer hebben en het al meer dan 10 dagen zonder eten en drinken moeten stellen. Terwijl een week zonder Colruyt voor ons niet leefbaar lijkt, moeten anderen voor de rest van hun leven in ellende verder.
’s Avonds ontdekte ik een nieuwe cultuurclash. Op hetzelfde moment kon ik kiezen tussen het Eurovisiesongfestival en de finale van de Koningin Elisabethwedstrijd voor zang. Ik koos vanzelfsprekend voor Elisabeth, de nieuwe naam KEW kauwt zo kil.

Na de halve finale met Ishtar dinsdag had ik me trouwens al voorgenomen van nooit nog naar zo’n achterlijk schouwspel te kijken. Blijkt dat ik toen toch al de winnaar had gezien. Een Rus die zijn hemd niet eens toegeknoopt had en die op een ijspiste stond te zingen, terwijl een wereld- of olympisch kampioen ijsschaatsen pirouettes rond hem draaide. Belangrijkste onderdeel van de act was echter een Stradivarius, die voor heel veel geld verzekerd was. Niet moeilijk, wie gaat met zo’n instrument op het ijs staan spelen? Ik had dan ook al engelen gezien en een bijna blote dubbelplooiende danseres, een trio meiden met vetrolletjes achter brulapen in oranje en blauwe pakken en dan was er die schijnbaar gevaarlijke hardrock-groep, die lawaai maakte en er alleen maar afzichtelijk en idioot uitzag. En fake, vooral dat. Ik wil het rijtje van de stompzinnigheid en kitsch niet verder aflopen. De tijd is ver weg dat Gigliola Cinquetti zong dat ze te jong was om van mij te houden, “ Non ho l’eta per amarti”, of toen France Gall een verleidelijk wassen popje was “poupée de cire poupée de son”. Ik was nog niet eens tiener toen, maar in de enkele minuten dat het liedje duurde werd ik hopeloos verliefd. En dan moest Sandie Shaw nog komen. Niet zozeer omwille van haar blote voeten maar eerder om haar mini-klok-kleedje. Toen liet men nog de verbeelding werken. Er werd nog live gemusiceerd en de mensen zaten nog deftig in smoking en gala-jurken op hun stoelen in een normale zaal.
Nu zie je ieder jaar weer een waanzinnig sportpaleis in een ziekmakend decor, hoewel de nooit stilstaande camera er ook flink toe bijdraagt; en staat een uitzinnige massa te vlaggenzwaaien en te brullen, ook terwijl er gezongen wordt.
Neem dat beeld van wansmaak mee terwijl ik overschakel naar de onovertroffen concertzaal van het paleis van Schone Kunsten, destijds ontworpen door architect Victor Horta.
Vanavond zien we de drie laatste finalisten, de Russische Tatiana, de Franse Gabriella en de Poolse Bernadetta. Het symfonieorkest van de Munt speelt vanzelfsprekend live, geleid door
de Japanner Kazushi Ono. Een echte Oosterling die achteraf op elke vraag naar zijn persoonlijke voorkeur en plannen voor de toekomst telkens ontwijkend antwoordt om
de laureaten toch maar genoeg op het voorplan te plaatsen en te loven voor hun prestatie.
Er is geen decor, de zangers en zangeressen staan stil naast de dirigent, dragen een pak of avondjurk. De aandacht gaat alleen naar de wonderlijke stemmen. Zoals het hoort.
De Hongaar Brickner wordt tot winnaar uitgeroepen, maar ook vijf andere laureaten krijgen een prijs. Er is vreugde, er vloeien tranen maar iedereen blijft met de voeten op de grond. Beschaafd en waardig. De overige zes finalisten worden samen op het podium geroepen, krijgen een voor een felicitaties van elk van de juryleden. De hele tijd door blijft het publiek applaudisseren. Ik denk meer dan dertig minuten aan één stuk door. Of toch ongeveer, want wanneer de voorzitter van de jury, de stijlvolle Arie Van Lysebeth, een nieuwe laureaat op het podium wil roepen, wacht hij telkens tot het publiek volledig stil is.
Canvas zorgt tussendoor voor commentaar. Met mensen die zinnige dingen kunnen vertellen, waar je als kijker blijft naar luisteren, tot het laatste woord. Wie zij zijn heeft minder belang. Zij omkaderden de wedstrijd van Elisabeth op hetzelfde niveau als de muzikanten die ongelooflijke prestaties leverden. Cultuur met klasse op Canvas. Voor één keer is de uitdrukking “een wereld van verschil” terecht op zijn plaats. Het enige dat ik van de andere wedstrijd wil onthouden is het frisse melodietje van Ishtar. Zij waren niet toevallig de enige klassiek geschoolde muzikanten op die andere kermis. Bart Steenhaut van De Morgen kent er niks van.

HugoBe
25/5/2008

Geplaatst in Dagklapper | Reacties uitgeschakeld voor Met dank aan Elisabeth (haar wedstrijd)

Godfried Danneels hangt zijn kruis aan de haak

Deze tekst is geschreven in juni 2008, nog voor de grote crisis in de kerk.

Het is een correct gebruikte uitdrukking wanneer iemand zijn voornaamste activiteit stop zet, het is alleen de combinatie van woorden die ze vreemder doet klinken dan wanneer een wielrenner zijn fiets aan diezelfde haak hangt.
Geen dag- of weekblad of er stond een afscheidsinterview in met de kardinaal van Kanegem. Hoewel de nieuwe cd van Isabelle A, waar ondermeer Devos, Meuris en anderen aan meewerkten, ongeveer evenveel kolommen toebedeeld kreeg. Uiteraard was er meer tekst en uitleg bij Danneels, maar met de vele foto’s bij Isabelle A trok zij heel waarschijnlijk meer aandacht. Zij is een mooie vrouw geworden en dat is leuk om vast te stellen. Dat haar verhaal onbeduidend is en niet meer dan een promopraatje, is dan ook geen teleurstelling. Zij beantwoordde fotogeniek aan de verwachtingen.
Bij Danneels ligt dat anders. Foto’s van de kardinaal kunnen alleen heel vrome gelovigen verblijden. Hij moet een goed verhaal hebben. Zeker wanneer het zijn laatste is. Wanneer hij als herder aan de kant gaat staan om zijn volgelingen uit te wuiven, verwacht je niet minder dan een wonder. Maar welke woorden kunnen zo ver dragen? ‘Ga heen in vrede’, zegt hij gewoon. Ik blijf hier, mijn dienst zit er op, maar ik zal u een boodschap meegeven, een GPS voor de toekomst. En wat als die niet werkt, meneer Danneels? Zult u dan als gepensioneerde de service na verkoop verzekeren? En die roeping dan? U hoort niet meer zo goed op uw leeftijd, zegt u? Best mogelijk, maar wat dan met de verantwoordelijkheid? Met een leven in dienst van?

Eén seconde flitst door je hoofd dat deze Danneels toch geschiedenis zal schrijven. Hij gaat met pensioen en zal als eerste uit de biecht klappen. De definitieve demystificatie. Beste mensen, U moet mij voor één keer geloven: ik werkte voor het oudste en meest succesvolle marketingbedrijf ter wereld. In den beginne zagen een aantal slimme tekstschrijvers dat het niet goed zou gaan met de wereld. De mensen waren ongeleide projectielen, wilden, die elkaar zonder reden de kop insloegen. De chaos zou in de kortste tijd naar de ondergang leiden. Er was een goddelijk verhaal nodig. Een onbereikbare macht die kon straffen wanneer je zijn wetten niet volgde. Angst loont. De druk van boven moet altijd aanwezig blijven. Laat het ons neerschrijven in stichtende verhalen en parabels en het woord verspreiden. “God ziet alles”, werd een van de oudste slogans. Het geloof in het God bracht orde en redelijke rust in de wereld. De mensheid leefde generatie na generatie volgens de geschriften, naargelang de uitgever de Bijbel, de Koran of de Thora genoemd. Er waren vanzelfsprekend verschillen, maar iedereen bouwde mee aan hetzelfde eeuwigdurend massaspel, waarbij het leven wordt voorgesteld als een wedstrijd. Met regels en punten. En iedereen kan winnen, zonder onderscheid. Iedereen maakt kans op de grootste beloning, het eeuwige leven in de hemel. Het geniale van het geloof is dat die beloning alleen wordt uitgereikt na de dood. De logische uitleg was dat je niet halverwege de wedstrijd al een streep kon trekken. De achterliggende truc was dat er nooit klachten zouden komen over niet uitgekeerde beloningen omdat niemand uit de dood terugkeert.
Neen, het is geen bedrog. Het heeft de onwetende en onzekere mens houvast gegeven en een doel in het leven. En mooie rituelen en gezangen. Maar misschien is nu de tijd rijp om de verantwoordelijkheid aan de mensen terug te geven. De evolutietheorie heeft ons ingehaald. Het logisch denken heeft het geloven zonder bewijs opzij gezet. De goedheid moet van binnen komen bij iedereen individueel. De rituelen en gebruiken kunnen in overlevering blijven.

Stel u voor dat Danneels zo’n openhartige bekentenis zou doen. Hij zou de wereld redden van heilige oorlogen en drogredenen als Gott mit uns, in God we trust en in naam van God. Christenen, moslims en joden zouden eindelijk in het hier en nu kunnen leven en er met elkaar het beste van maken. Zonder doemdenken, zonder banbliksems, zonder discussies over hoofddoeken, boerka’s en chadors, ook chassidim joden zouden in kleurrijke t-shirts lopen en hun vrouwen zouden eindelijk die verstikkende pruiken mogen afleggen en hun eigen haar laten groeien.
Maar dat zegt Danneels niet. Hij overtuigt evenmin in andere zin. Hij blijft aan de oppervlakte. Zonder bezieling. Wanneer hem wordt gevraagd of hij nooit verlatingsangst heeft antwoordt hij: “Het is meer een reden om nog meer te gaan vertrouwen, je begint God nog dieper te zoeken om hem weer te vinden.” Is dat wazig of is dat zweverig of moeten we die laatste ‘w’ ook nog laten vallen?
Wat is dat nu, Godfried? Leg de mensen dan toch uit wat je daar mee bedoelt: ‘als ik schrik heb dat hij weg is ga ik nog meer vertrouwen dat hij er is’. Daar kan toch niemand een touw aan knopen, laat staan een houvast aan hebben? Hoe ga je dan zoeken, geef eens een voorbeeld van hoe je Hem telkens terug vindt? Wat zijn de tekens van Zijn aanwezigheid. Maak toch één keer uw borst nat. Hou u niet in voor ongelovigen. Vertel openhartig over uw passie voor God.
Hoe hij uw leven kleurt en kracht geeft. Wat bepaalt uw geloof? Praat niet over uw roeping maar over uw diepste gevoelens. Er zijn nog zovele mensen die u geloven. U staat dichter bij God dan wie ook in dit land. U moet de link zijn en vertrouwen geven. Een zachte stem is niet genoeg. Die van Isabelle A is trouwens nog altijd mooier.

HugoBe
01-06-2008

Geplaatst in Dagklapper | Reacties uitgeschakeld voor Godfried Danneels hangt zijn kruis aan de haak

Grimm haalt zijn gram

(en wie weet ooit een Oscar)

De gebroeders Grimm waren uitzonderlijke vertellers, dat kan iedereen je vertellen, maar weinigen weten dat die verhalen niet uit hun eigen koker kwamen. In een tijd dat nog niet veel mensen konden lezen reisden zij jarenlang het land rond en schreven honderden volksverhalen op. Hoewel zij in de eerste plaats voor kinderen schreven, met vaderlijke lessen over goed en kwaad en een mooi slot met de woorden “ze leefden nog lang en gelukkig…” reikten zij ook de volwassenen hun eerste leesboekjes aan. Veel meer nog dan van Conscience kun je van de gebroeders Grim zeggen dat zij hun volk leerden lezen. Zij gaven ons ondermeer de verhalen van Sneeuwwitje, Doornroosje, Roodkapje, klein Duimpje en Bertje de leugenaar, hoewel dat laatste verhaal vaak aan vader Anciaux wordt toegeschreven.

Uit hun biografie weten we dat alleen Wilhelm getrouwd was en drie nakomelingen had, maar dat betekent nog niet dat hun stamboom tot hier en nu reikt. Het is moeilijk te achterhalen of de Grimm die ik recent ontmoet heb de juiste stamboom heeft, maar hij kon in ieder geval ook vertellen alsof hij het jaren overal had opgetekend en ingestudeerd. Zelf wist hij het ook niet of hij een oorspronkelijke Grimm was, want blijkbaar had hij niet eens zijn eigen ouders gekend. Gelegenheid om te vragen hoe hij dan met zekerheid kon weten dat hij Grimm heette kreeg ik niet, zo gulzig ratelde hij door, hoppend van het ene naar het andere fantastische verhaal, alsof ik de eerste mens was die echt naar hem luisterde en hij daarom alles in één lange vertelling kwijt moest. Ondertussen herstelde hij wel de ruit van mijn auto die ’s nachts was stukgeslagen. Je moet met Autoglas bellen, had een buur mij gezegd, die zijn een stuk goedkoper dan Carglass en zij komen aan huis herstellen.

Grimm zijn handen deden het werk zonder dat hij moest kijken hoe hij de binnenbekleding weghaalde of het laatste glaskorreltje wegzoog. Hij had blind mogen zijn, dan had hij die ruit even goed geplaatst. Maar hij was niet blind, integendeel. Zijn ogen lieten mij geen seconde los. Hij controleerde of ik wel luisterde en bleef luisteren. Misschien deed hij dat bij iedere klant en raakte daardoor achter op zijn werkschema, maar zijn verhaal was in ieder geval goed opgebouwd en liep routineus, moest het niet met zoveel passie verteld zijn.

Hij begon slim, over de inbraken en het werk dat zij daarmee hadden, uitleggend hoe de moderne auto’s niet meer voor kleine herstellingen gebouwd waren. Een vakman kan er weg mee, maar wie vraagt nog een vakman? Iedereen kent wel een Pool die de klus wil klaren en dan is men verbaasd dat hun prutswerk de spuigaten uitloopt. Letterlijk hé, meneer. Via een anekdote met de Polen bracht hij het verhaal naar zijn appartement,
naar zijn hobbies, naar zijn passie, naar zijn reden van bestaan.

Zijn bovenbuurman had een nieuwe keuken laten plaatsen. De Pool van dienst had een te korte buis voor de waterleiding mee en had dan maar een stuk tuinslang in de muur geplaatst. Een plaatje Gyproc er over en al wie niet weg is is gezien. De druk van het water in een appartementsgebouw was uiteraard veel te hoog en toen Grimm ’s avonds thuiskwam stond zijn appartement onder water. Een ramp, want in zijn slaapkamer had hij maandenlang aan een heuse onderaardse grot gebouwd. Volledig in plaaster. Voor zijn film “Gurm’s and Wurm’s” over de glimwormen en andere ondergrondse wezentjes die in opstand komen en de wereld veroveren. Ik vertel het nu kort en simpel, maar het had met de pikorde van de nietigste wezentjes te maken die de traditionele hiërarchie op zijn kop zetten. Moet kunnen, denk je dan, maar meer ook niet want hij neemt me al mee naar een congres in Portugal van wetenschappers die het leven van de glimwormen bestuderen. Met de belofte dat hij hun werk via zijn film onder de aandacht zal brengen, betalen zij als voorschot zijn hotel, eten en drinken.

Welke talen zou Grimm daar gesproken hebben wou je jezelf graag afvragen, maar alsof hij het aanvoelde begon hij over Markus Grimm, een Duitser waar hij ging mee samenwerken. Geen familie, maar toch een Grimm en wanneer die met hem zou samenwerken is de parallel met de gebroeders Grimm volledig. De Duitse Grimm had miljoenen platen verkocht en zou perfect muziek bij Grimm’s film kunnen maken. Ik ken niets van de Duitse hitparade na Conny Froboes en Peter Maffay, maar een artiest met een miljoenenverkoop komt toch al eens in de gazet, zeker wanneer hij Grimm heet?
Maar dat waren bedenkingen terzijde, want onze Grimm orakelde verder: “wanneer je ambitie hebt moet je groot durven zien, wanneer je dan een film maakt moet je voor niet minder dan een Oscar gaan.” Dit zijn de échte woorden van onze vriend, en hij sprak ze uit met zo’n overtuiging en gloed in de ogen dat ik in mijn achterhoofd al hoorde galmen “and the Oscar goes to Grimm…”

Hij was met zijn project naar de producent gegaan van de Oscarwinnende animatiefilm “Griekse tragedie” van Nicole Van Goethem. Veel te lang zei die Willem Thijssen, de mensen haken snel af en dan is een langspeelfilm maken kosten op het sterfhuis. Maar ik moet mijn boodschap kwijt, hield onze Grimm vol. De jeugd moet weten dat elke uitzichtloze situatie kan omgebogen worden in een ongelooflijke triomf als je maar wil doorzetten. Ik kan het niet helpen maar “Triumph des Willens” van Riefenstahl gleed door mijn gedachten, de meest berucht propagandafilm uit de filmgeschiedenis.
Maar ge kunt er zeker van zijn, ik werk rustig door. Ik keek en knikte, maar hij bedoelde aan zijn tekenfilmproject, de ruit stond er bijna in.
Ondertussen ben ik ook aan een kortfilm bezig, een animatiefilm over Kaka. Ik vroeg of hij de Braziliaanse middenvelder van AC Milan bedoelde? Die ken ik niet, zei hij ongestoord, en vertelde me dat het over dikke en dunne stoelgang zou gaan. Ook met boodschap. “Een grote?”, durfde ik niet te vragen.

Thuis heeft hij 6 open gezaagde toiletten staan als locatie of decor, maar dat is nog niks. Al maanden is hij aan het experimenteren om beweeglijke oogjes te maken voor Big Kaka. Ze moeten zonder schokken op natuurlijke wijze in alle richtingen kunnen bewegen.
Van het dashboard van zijn auto neemt hij enkele stukjes metaal. Het zijn probeersels, de kop van een pink groot, als een zeef met gaatjes doorboord. Het zouden moderne sieraden kunnen zijn. Hij gaat in detail over de technische problemen om een Kaka van minder dan een vuist groot te laten bewegen, en waar hij met zijn aandrijfstangen en draadjes moet blijven, over de latex-huid die te makkelijk scheurt. Plots blijkt hij overal in zijn camionette tussen de ruiten en materialen werkstukjes te hebben voor zijn films. Ik krijg tekeningen te zien van de glimwormen en hun ondergrondse leefwereld, foto’s van de grot in zijn slaapkamer en nog spectaculairdere foto’s van zijn ander hobby: Grimm heeft zich gespecialiseerd in het fotograferen van bliksemschichten. Hij heeft er een eigen theorie over. De beroeps kunnen er niet aan uit hoe hij als amateur meer geslaagde foto’s kan maken dan zij.
Hoe weet hij waar de bliksem kan inslaan? Door beter op te letten, zegt hij dan, uit waarneming, vertrouwt hij mij toe, een bliksem heeft een donker staartje en dat vertelt mij waar de volgende zal inslaan. Ik weet niet of er wetenschappelijk iets van klopt, maar de foto’s die hij toont zijn indrukwekkend.

Grimm plaatst ruiten om den brode voor Autoglas, maar in zijn hoofd is hij met heel andere dingen bezig. Met een gedrevenheid en een discipline die hem betere kansen zouden mogen opleveren. Onze Grimm heeft niet alleen een ongebreidelde fantasie, maar ontegensprekelijk ook vele talenten. Om een verhaal te maken, om zijn ideeën uit te tekenen, om technieken uit te vinden die zijn figuurtjes in beweging brengen. Geef hem een sponsor die in hem gelooft en Grimm is vertrokken. Hij zou best in een professionele studio kunnen meedraaien, maar ik denk dat hij het allemaal alleen wil doen. Op zijn manier. Dan is zijn Oscar ook helemaal van hem alleen. Als hij hem ooit behaalt vergeet dan niet dat ik het u gezegd heb.

Geloof mijn verhaal van Grimm en surf naar http://www.myspace.com/69grimm69 and meet Big Kaka. Of sla uw ruiten in en bel Autoglas en hoor het hem allemaal zelf vertellen.
Ik denk dat hij mij meer dan twee uur heeft beziggehouden, maar achteraf was ik bijna blij dat iemand de nacht daarvoor had proberen in te breken.
20-06-2008

Geplaatst in Dagklapper | Reacties uitgeschakeld voor Grimm haalt zijn gram

Stem voor SM

Zelf heb ik er niks mee. Het enige dat ik periodiek pijnig zijn mijn hersenen. Niet omdat ik er plezier in heb, maar omdat mijn geheugen maar niet wil luisteren. Ik heb wel één keer de poes ongewild en nog meer onwetend pijn gedaan. Ik was vijf en had uit de kauwgombokaal een speelgoedaansteker gedraaid. Het ding was niet groter dan een klontje suiker en werkte uiteraard niet, maar er zat wel een vuursteentje in dat gensters kon slaan. Dus fabriceerde ik een lontje en stak het huis vol met watten, die ik voltankte met benzine. Ik wou de poes alleen maar met die gensters doen schrikken. Ik kon niet voorzien dat het hele aanstekertje vuur zou vatten en de snorharen van de poes zou inkrullen. Opdat het niet zou opvallen knipte ik de andere kant van de snorharen even kort bij. Ik heb er zelf niks aan overgehouden, tenzij dat ik altijd mij snor in evenwicht knip.
Maar terug naar onze titel. Die klinkt wel als een verkiezingsslogan. En dat is ie ook. Wervend en sexy, goed bekkend en een speciale lading dekkend.
Ik kwam op het idee, denkend aan Caroline Gennez. Niet dat ik haar in Latex moet zien, met bilhoge laarzen, tepelklemmen en karwats. Ik zou het mij niet kunnen inbeelden, want mijn fantasie en mijn gedachten smelten weg onder haar stralende glimlach. Ik geloof wel dat zij als oud tennisspeelster zowel in fore- als in backhand genoeg kracht zal hebben om een leren zweepje meedogenloos over lijven te ranselen.
Van mij mag ze die stamboeksocialisten, die monopolisten van het grote gelijk, navelstaarders en kommaneukers, stevig aanpakken als meesteres van de partij. Het zal hen leren hun eigen partij naar de kloten te zagen. Gesel de jaloezie maar flink uit Maya en Mia, rammel de rebellie uit Erik De Bruyn en geef die oude knarren stevig billenkoek, met de ‘bril’-crème boys Claes en Willockx voorop, zodat hun gedachten opnieuw zo glad worden als hun kapsel. Omdat de oude Tobback alleen de taal van de arbeider verstaat, krijg hij een verdiend “pak slaag”. Jarenlang speelt hij de Napoleon van oneliners en Leuven en dan gaat hij nu de werkman uithangen die tot in zijn ziel gekwetst is omdat het woord “socialist” uit de volkscafés dreigt gebannen te worden. Wat zijn dat nu voor manieren. Ruziemakers allemaal.

Anciaux moet je volledig negeren. Hij mag dan nog in het openbaar geilen “dat Caroline met mij mag doen wat zij wil…”. Laat hem janken om aandacht. Hij is dat gewoon. Zijn Damienne is onderwijzeres, dat is zoveel als meesteres voor kinderen.

Sta boven de partij, Caroline. Kies op mijn aangeven voor een nieuwe naam. Sp.a zal toch nooit herstellen van die appendix-“a”. “Anders” betekent volgens Van Dale “op een andere manier”. Dat is toch geen antwoord op de problemen, dat is toch niet wervend? Dat is besluiteloos, zoveel als toegeven dat je het niet weet. Is het een teken van voorspoed dat nog slechts 13 % daar in gelooft?

Neem van mij aan, beste Caroline: met “stem voor SM”, wordt het echt anders voor de partij. SM staat bij mij voor “sociale maatschappij”. Dat is nog eens een project, zoals dat nu heet, waar ieder oprecht mens zich in kan vinden. Progressieven en stamboeksocialisten, gezonde geesten uit groen! en CD&V, niet-egoïsten uit de VLD, een enkeling uit de SLP, die oprisping van Geert Lambert’s maagring.

“Stem voor SM” is politiek een sterk merk dat heel correct kan ingevuld worden maar tegelijkertijd een publiek kan verleiden dat niet veel om de inhoud maalt. Jongeren en oude snoepers, stille waters en extraverte macho’s, hetero’s en homo’s; ze zullen allemaal graag van de partij zijn. Voluit geschreven zit je met “sociale maatschappij” altijd juist, terwijl de invulling voor iedereen “anders” gebeurt. De afkorting zegt meer dan het best gephotoshopte beeld. Je moet er niet eens in sexy-outfit voor poseren. Laat eindelijk de verbeelding aan de macht.
Zorg er wel voor dat de campagne geen megalomane Leterme-leugens bevat. Ga niet meteen voor de macht, laat dat aan de anderen over. Presenteer je zelf als een zweeppartij die de regering knikkende knieën bezorgt en om jouw goedkeuring doet smeken. Versterk dat beeld en deel op markten en meetings zweepjes uit. Speel ermee, doe alsof je een zweepje geeft en hou het dan toch even in. Je zult nooit meer aanhang hebben gehad, mijn beste Caroline.
Het enige dat je nog aan jezelf moet verbeteren is je stem. Je hebt op alles een antwoord, en dat is goed, maar je klinkt spijtig genoeg als een kletsende kleuter. Dat moet veranderen. Het is zelfs bij Annemie Struyf gelukt. Een meesteres moet krachtig klinken. In klank en ritme. Misschien helpt een kleiner gebit al bij het spreken.
Ik wil je graag een toontje lager laten zingen. Kies voor mij en mijn “sociale maatschappij”.
19-01-2009

Geplaatst in Pol & Soc & Fictie | Reacties uitgeschakeld voor Stem voor SM

Fonske

Brieven aan Fons 1

Het is een sterrenkijker zei de gynaecoloog. Je zat reikhalzend in de baarmoeder van je mama. Niet dat je zo gehaast was om naar buiten te komen. Integendeel, je liet al meer dan twee dagen op je wachten. Twee dagen is natuurlijk niets in een mensenleven, maar wanneer iedereen uitkijkt naar jouw intrede in de wereld, zijn het lange en spannende uren. Je hoopt, maar weet nooit zeker, ondanks alle scopieën, puncties en analyses de zwangerschap rond.

Zelf zul je niks gemerkt hebben. Je had het daar blijkbaar naar je zin. Recent is aangetoond dat het in een baarmoeder ongeveer even licht is als in huis op een regenachtige dag. Ik begrijp dat je dan liever blijft binnenzitten. Je zat daar ook op de beste plaats om naar een ster te kijken. Je ging bovendien overal met haar mee. Twee weken tevoren stond je nog met haar op het podium. Samen in warmte van de schijnwerpers, dat zul je wel gemerkt hebben daarbinnen. Je mama zong, zoals ze meestal doet. Maar nu zong ze veel forser en waren er plingplong geluiden die haar stem volgden. Hoger-lager, start-stop. Dan was er een ovationeel geluid van verder af en begon het zingen en plingen weer van voor af aan. Het leek wel of je mama er mee in competitie ging, zo moest ze al haar spieren spannen. Je voelde de druk op de baarmoeder verhogen, maar het vruchtwater trilde prettig mee. Soms golfde het zachtjes heen en weer, wanneer ze bij het zingen zelf heen en weer wiegde. Dat was kermis. Veel aangenamer dan wanneer ze, zij het ook wel ritmisch, zonder pauzeren op de grond stond te stampen. Je schokte niet alleen mee tot je er het zuur van kreeg, dat gestamp maakte bovendien erg veel lawaai binnenin. Vraag later maar aan je peter hoe het was toen jouw mama nog boven hem woonde en door de living over het parket ’tapdanste’.

Jouw mama zingt al heel haar leven. Je hoorde er aan wanneer ze wakker werd. Ze kwam dan zingend de trap af om te ontbijten. Altijd welgezind. Drie dagen voor je geboren werd reed ik je mama voor boodschappen rond. Het had gesneeuwd. Ik hield haar in ’t oog toen ze uit de winkel kwam. Ze huppelde in de sneeuw en ik zag aan haar mond dat ze ook nu zong. Alleen zingt ze nu ook voor jou. Je kon geen betere mama vinden om jou te dragen. De warmte die zij uitstraalt voel je van binnen dubbelop. Zij had zelf al zoveel zachtheid en andere goede eigenschappen van haar mama meegekregen, de edelmoedigste vrouw die ik ooit ben tegengekomen.

Ik ben benieuwd hoe jij later de mama van jouw mama zult noemen. De voorstellen nu zijn: oma Krol, oma Stina of mamo, wat langer klinkt dan het korter uitgesproken mama en omgekeerd oma bevat. Misschien geef jij haar een eigen naam. Het oudste kleinkind van mijn moeder noemde haar Anke, een kindertaal-variante op haar echte naam Anna. Iedereen nam het over, hoewel het in die tijd nog ongewoon was ouders of grootouders bij de naam te noemen. De uitloper van Christina, zoals de mama van jouw mama heet, zie ik als Ssschtina uitgesproken ook wel zitten.

Mij mag je grootvader noemen. Toch op zon- en feestdagen. Groot-va-der, lang-kort-lang, met een klimmende krul van een vraagteken in de laatste lettergreep. “Laat dat kind toch geen drielettergrepen uitspreken”, hoorde ik al onmiddellijk. Pffft. Als jij iets van de taalvaardigheid van je mama hebt, zeg jij Supercalifragilisticexpialidocious nog voor je ’s nachts droog bent. Ik dacht ook aan Hugopa, uit te spreken zoals Europa. Omdat je beter groot en universeel dan klein en bekrompen denkt. Och, grootvader of Hugopa, wie weet noem je mij later wel You-Go, op licht bevelende toon, wanneer je iets nodig hebt. Of Old-pa, wanneer je Engels leert, wat binnenkort sneller zal gebeuren dan we nu kunnen vermoeden. Als het toch bompa wordt, leg dan de klemtoon op “bom”, zoals in “duizend bompa’s en granaten” van kapitein Haddock, dat zie ik wel zitten. Maar keren we terug naar het operatiekwartier.

Jij bent nog nog niet buiten gekomen. Wij wachten af. Oma Stina iets meer dan de anderen, want zij was er bij toen jij geboren werd. Als moeder van haar kind, dat moeder werd van haar kind. Jij, Fonske de sterrenkijker, die zijn hoofdje niet wou buigen zoals alle andere foetussen en dus met een keizerlijke snede gehaald moest worden. Dat was minder leuk voor je mama, maar voor jou was het een voordeel. Zo moest jij niet met je kop en lijf door dat smalle bekken trekken en kwam je op de wereld in de thuis van de mama van jouw mama. Op haar operatiekwartier. Zij mocht je begroeten en aannemen en gaf jou een uitzonderlijk huiselijke en familiale start. Met zo’n ontroerende en geruststellende verwelkoming zul je later nog je voordeel doen. Wetenschappers zullen er naar verwijzen, wanneer zij jouw rust en evenwichtigheid trachten te verklaren. Maar vertrouw wetenschappers niet te snel, ze spreken vooral empirisch in kwantificeerbare termen: “de boreling heeft momenteel drie modi”, alsof je een ruitenwisser bent.

Voor al wie op mensenmaat kijkt is die keizerlijke bonus na enkele weken al merkbaar. Je slaapt meestal goed, je reclameert zelden, kijkt geïnteresseerd rond, luistert moeiteloos naar “your mama’s voice” en als je honger hebt, kou of krampjes laat je dat zo beleefd weten dat je jouw kreuntje als het ware laat voorafgaan door een bescheiden “ahum”.

Ik weet dat alles snel voorbij gaat. Jouw eerste maand was bijvoorbeeld de snelste maand uit de wereldgeschiedenis, zo leek het toch voor ons die ze bij volle verstand meemaakten. Vandaag ben je nog als een vogeltje kleiner dan onze kat, over enkele maanden kruip je rond en trekt de kat misschien bij haar staart. Net zoals voor het vogeltje dat in zijn nestje met het bekje opengesperd zit te wachten op voedsel, draait bij jou momenteel dag en nacht alles rond eten. Alleen moet jouw moeder het niet gaan zoeken in de natuur, maar heeft de natuur haar voorzien van een goedgevulde voedselbank, voor jou steeds bij de hand. Je moet nog maar een half schreeuwtje laten horen of de melkweg gaat voor jou open. Terwijl je over enkele maanden misschien alleen nog wil kiezen uit het Haute Cuisine-menu dat jouw papa hobby-gewijs klaar stooft.

Omdat we niet alle kindjes van de wereld kunnen kennen en ook wel omdat je perfect geschapen bent, noemen we jou het mooiste kindje van de wereld. Dat is normatief objectief en niet overdreven, vooral omdat we alleen maar oog hebben voor jou. Uren aan een stuk als het kan. Daarstraks nog werd ik als hulplijn opgeroepen en mocht ik jou twee uren in mijn armen houden. Op de duur voelde ik mijn armen niet meer, maar geen haar op mijn hoofd, of in mijn baard om het getal substantieler te maken, dacht er aan van jou in je bedje te leggen. Ik zou gek zijn. Mijn geheugen is nog niet helemaal ondergesneeuwd, maar omdat de eerste vlokken toch vallen wil ik elke minuut dat ik naar jou kan kijken benutten om zoveel mogelijk beelden of bewegingen in mijn hoofd op te slaan. Ik wil jouw wonderlijk gevormde hoofdje met absoluut platte oortjes en levendige oogjes, die na enkele weken van zwart naar hemelsblauw verkleuren en in het rond zoeken, in gedachten kunnen blijven oproepen. Jouw leuke wipneusje en zachte hamsterwangetjes boven jouw ‘nekske van nikske’ waarin drie subtiele plooitjes. Ik wil blijven kijken naar al de mimieken die je uitprobeert. Van verbaasd naar ernstig met één opgetrokken wenkbrauw, van boos tot beteuterd of droevig met de lippen die trillen. En dan kijken die ogen plots recht in mijn ogen. Besef jij dan al iets? Je schrok en tikte met één vinger aan mijn baard. Even tevoren had je mama je nog op de armen. Dacht je, waar is al dat gouden krulhaar gebleven? En moest je dan lachen met je eigen gedachte? Want even plots als de verbazing plooide je mondje opeens in een glimlach. Het kan aan mijn geheugen liggen, maar iets mooiers kan ik me niet onmiddellijk indenken. Het komt door die emotionele stroomstoot natuurlijk die van je hart naar je hersens schiet. En door de bloedstollende gelijkenis met je mama. Enkele tellen zit ik 30 jaar terug in de tijd. Ik heb het meegemaakt met elk van mijn drie kinderen, en herinner me dat ik vaak ontroerd was en me euforisch gelukkig voelde, maar de zorg, de resterende taken en de verantwoordelijkheidszin brachten me altijd vrij snel terug naar de orde van de dag.
Nu kan ik uren zorgeloos toekijken, hoe je die armpjes als een winnaar boven je hoofdje steekt, hoe die handjes voortdurend in beweging zijn, met je fijne lange vingers die je steeds opnieuw lijkt te tellen, maar die evenzeer schitterende poses ondersteunen, slim met de wijsvinger langs een wang, alle vingers samen op het voorhoofd voor een ‘oh neen’, of samengebald tot een vuist die je strijdvaardig vooruit steekt.
Later zal blijken dat je nog veel meer genetisch materiaal van je vader gekregen hebt, maar nu vallen vooral de pianisten-vingers op als voorbeeld van de evolutietheorie. Jouw vader heeft van kindsbeen af moeten zwoegen om zijn handjes te plooien en te rekken naar akkoorden op de ivoren toetsen, jouw vingers zijn van meetafaan geschikt om de meest verbazende capriolen op de notenbalk uit te voeren.

Ach, laat de grootjes vooral toch genieten van hun kleinkinderen, zegt men, zolang ze nog kunnen, denkt men, denk ik. Grootouders hebben geen verplichtingen meer. Het zal wel, maar ik leg mezelf minstens toch één verplichting op : dat ik verdorie nog twintig jaar meega, zodat ik niet alleen jou, Fonske, maar ook jouw eventuele broertjes en zusjes, neefjes en nichtjes, kan zien opgroeien tot mooie, warme mensen. Jouw ouders en nonkels zijn er in geslaagd, daar geniet ik nog elke dag van, jij zult daar ook moeiteloos in lukken. Niet alleen omdat je met heel veel liefde omringd wordt, maar omdat je als optimist geboren bent. Hoofd vooruit in de lucht.
Fonske, de sterrenkijker.
25-01-2011
Fonske is ons eerste kleinkind, geboren
op 18/12/2010

Geplaatst in Fons, Gloria en Otto | Reacties uitgeschakeld voor Fonske

De keerzijde van de “ansichtkaart”

Vijfentwintig jaar geleden stonden we in het centrum van Bern op de Strassenbahn te wachten. Mijn zoontje van vier liet het papiertje van zijn snoepje op de grond vallen. Meteen schoten twee Berners op hem toe. Niet om gedienstig het papiertje op te rapen, maar om streng een standje te geven en daarmee ongevraagd onze opvoeding aan te vullen. Tijd om te verontschuldigen kregen we niet, dat werd ook niet verwacht, want even vlug als ze toegesprongen kwamen waren ze weer verdwenen. Ze hadden de collectieve verantwoordelijkheid voor orde en netheid verzekerd en dat volstond.
De eerste keer is het altijd schrikken. Zo ook toen er voor het eerst op onze ruit getikt werd toen we aan een rood licht de motor lieten draaien. Een wildvreemde maande ons kordaat aan de motor stil te leggen. Zwitsers zijn regelneven eerste klas om van de nichten nog te zwijgen.
Natuurlijk wordt het land er niet slechter van, want de lucht blijft zo zuiver als het ras en het gras blijft groener aan hun kant van de heuvel. Misschien zijn die perfect gemaaide gazons en weiden wel tapijten waaronder papiertjes van kindjes en ander zwerfvuil kan geveegd worden, want ja, hoe ontstaan in feite die bergen?
In het begin liep je er door die bemoeizucht een beetje zenuwachtig bij. Zonder kennis van de voorschriften, op je hoede voor een nieuwe opmerking. Maar met de jaren ken je een aantal van de talloze regeltjes, en is de verwondering verworden tot een simpel ‘och zeg’ wanneer je er nieuwe ontdekt. De akoestische filters in je oren wennen geleidelijk aan het merkwaardige Schwyzerdütsch, een Legoland-versie van het Duits, dat ook door volwassenen vrij op radio en televisie gesproken wordt.
In het begin knik je of zeg je dag om te laten horen dat je niet onder het alomtegenwoordige Zwitserse kruis gebukt gaat, maar dan probeer je toch zoals de echten tegen iedereen ‘grüezi miteinander’ te zeggen, zij het op fonetische wijze.

Je weet na tal van keren dat je werd doorgestuurd dat parkeerplaatsen bij gebouwen uitgeteld en toegewezen zijn en niet vrij te gebruiken. Je leert zelfs op z’n Zwitsers plassen – ook mannen gaan altijd zitten, niet alleen om de bril droog te houden, maar ook omdat de blaas dan beter geledigd wordt en hierdoor eventuele plasklachten uitgesteld worden.

Iedereen is natuurlijk anders, maar hoe groter de verschillen hoe meer ze blijven fascineren en amuseren. Ondertussen vind je het wel prima dat dit Märklin-treintjes-landschap ongerept blijft, vrij van moderniteit, vreemde invloeden en bouwpromotoren, als een natuurlijk museum van ansichtkaarten, als een vakantieland zonder drukte van zee en strand.
Laat de boeren maar tegen Europa zijn, we doen er ons voordeel mee. Wandel maar eens tussen de soms vierhonderd jaar oude Bauernhöfer in het Emmental, met kolossale koeienbellen in de nok van het dak en spreuken en lange teksten gebrand in het hout.
Het is helemaal geen erg dat dergelijke tradities een stolp over de bergdorpen zetten alsof ze geheel en al van kaas zijn, want vooruitgang is niet altijd een verbetering. Het klinkt oerconservatief, maar vanuit een bepaald perspectief is het wel zo.

Het was jaren geleden niet denkbaar, maar in de steden, waar iedere straat minstens eenmaal per week geveegd wordt, zie je nu wel papiertjes en sigarettenpeuken rondslingeren. In de buurt van het parlement in Bern zie je zelfs drankblikjes op de grond liggen. Na het weekend zullen die wel onmiddellijk opgeruimd worden, maar toch. (Of zouden ze van Brugge-supporters zijn die enkele dagen tevoren tegen Young Boys Bern speelden?). Aan de verkeerslichten staan nu bordjes om de chauffeurs er aan te herinneren dat de motor stilgelegd moet worden, maar als ik te voet langsloop hoor ik dat niemand ze nog leest. Op het einde van de jaren tachtig was het needle parc achter het station van Zürich over heel de wereld beroemd. Iedere dag verzamelden er honderden drugspuiters. Laat ze hier samentroepen en zichzelf naar de ondergang spuiten was de filosofie. Tot men die concentratie niet meer onder controle kon houden en ze opnieuw verboden werd, waarna de gebruikers weer uitzwermden en men er helemaal geen zicht meer op had. Tegenwoordig staat Der Bund in Bern bijna dagelijks vol over Die Reitschule. Hier worden de gebruikers niet samengedreven zoals destijds in Zürich, maar zoeken ze er hun toevlucht wanneer de politie de buurt wil uitmesten. Eens was de Reitschule een ruimte voor paardensport en circussen, maar sinds het een een jeugd- en cultuurcentrum is, en elke vierkante centimeter met graffiti werd volgeklad, is het een doorn in het oog van de goegemeente en rechtse politici.

De ansichtkaart heeft in de loop der jaren vuile randen gekregen, maar door een buitenlandse bril bekeken blijft de gemeenschap im Grossen und Ganzen verbluffend gecontroleerd.
De Zwitserse Big Brother leeft gewoon tussen de bevolking, zonder dat men precies weet waar die woont. Vermoedelijk maakt hij gebruik van de Zwitserse radio DRS1. Wat daar allemaal aan trivialiteiten verteld wordt is, moest ik het allemaal verstaan, onvoorstelbaar. Ik denk dat daar woord voor woord verteld wordt hoe de dag er moet uitzien, wat zo nodig gedaan moet worden en wat zeker niet mag. Neem de fabel van de files, Stau, zoals dat daar heet. Op gedempte toon, alsof hij het daarmee minder erg kan maken, debiteert de omroeper met tergende regelmaat de file van files: Basel 15 km Stau, Zweisimmen 8 km Stau, Thun 4 km Stau…usw. Dat is natuurlijk dienstverlening, zoals wij die ook kennen, maar het gekke is dat je in Zwitserland gedurende weken nergens één van die files tegenkomt. Zou het een systeem zijn om de ochtendspits niet op de spits te drijven? Zodat huisvrouwen die sowieso aan hun keuken en kinderen geketend zijn, zich niet in het hoofd halen van zich verder dan het dorp te verplaatsen? Om naar de Migros te gaan en om de kinderen naar school te brengen en af te halen, want, en dat is een andere truuk, kinderen moeten naar de dorpsschool en daar mag je op de middag niet blijven eten, zodat de moeders toch weer op stap moeten en zolang de kinderen klein zijn niet buitenhuis kunnen gaan werken.
Ik vernoemde daarnet al even Migros. Het zou kunnen dat Big Brother eigenlijk Migros heet, want Migros is niet enkel de grootste winkelketen van het land, Migros is het hele leven in Zwitserland. Migros verschaft benzine, dan heet het Migrol, Migros heeft de grootste keuze meubelen dan heet het Micasa. Migros regelt uw vrije tijd met fitnessparken, golfparken, sportparken en zwembaden. Er is de Migros Klubschule, waar je ongeveer alles kunt leren van talen tot bloemschikken, van muziek- en computerlessen tot management en economie. En natuurlijk is Migros ook de grootste cultuurleverancier, van ticket-service tot alomtegenwoordig in het verenigingsleven. Probeer daar maar eens onderuit te komen. Als Migros zegt dat je nù toiletpapier moet kopen, dan zie je op de parking iedereen zeulen met pakken toiletpapier. En iedereen vindt dat gewoon.
Als buitenstaander denk je dan al vlug: “zo zat als een Zwitser? Kakken als een Zwitser, ja.”
Je moet het zien om het te geloven. Als Migros zegt, iedereen moet minstens drie gieters klaar hebben staan, een gele, een groene en een rode, van verschillend formaat, dan zie je, eerlijk waar, aan boerderijen en in de stad die drie gieters op een rijtje klaar staan. Ik kan me moeilijk voorstellen dat op DRS1 ooit gezegd werd: zorg ervoor dat je altijd drie gieters klaar hebt staan. Een gele aangelengd met suiker tegen de zure regen, een groene met krachtvoeder voor de plantjes en een rode met ijsblokjes voor wanneer het echt te warm wordt. Simple Migros says en de Zwitserkes springen. En het ongelooflijke daarbij is dat die niet eens uw brievenbus overstelpen met reclameblaadjes. Bij de ingang hangt een bord met kleine tekst, waarop staat wat nù moet gekocht worden. Zilverpapier, keukenzout, leesbrillen..en nooit met één stuk tegelijk. Ik vermoed dat die drie gieters ooit een test is geweest om te zien hoe ver ze kunnen gaan.

Migros is ook letterlijk Big Brother, dat heb ik recent mogen ondervinden. Omdat ik na een uitstap mijn fototoestel nog bijhad nam ik ook in de Migros enkele foto’s van mijn vrouw die de petflessen in daarvoor bestemde gaten in een grappig gekleurde muur stak. Wanneer ik de rayon fruit en groenten trek, laat de Migros-medewerkster die de vloer aan ’t dweilen is, de trekker vallen en loopt weg. Wanneer ik daarop ook de bakkerij wil trekken waar een vrouw deeg vlecht alvorens het in de oven gaat, laat die ook alles vallen en verdwijnt.
Ik kan nog net tegen mijn vrouw zeggen: heb je dat gezien, als de grootste medewerker van Migros al op ons komt toegestapt. In weinige tellen hebben ze hem in crisisberaad uitgekozen, niet alleen omdat hij mij met zijn gestalte zou afschrikken, maar wie weet ook omdat hij er niet zo slim uitzag en kon gemist worden moest ik een gevaarlijke spion zijn die ogenblikkelijk een mes tussen zijn ribben zou planten. Collateral damage. “Man hat mir gesagt dass Sie unserem laden fotografieren”, begint hij.
Ja, ik heb gezien dat ze dat gezien hebben…Ik begrijp dat niet iedereen op de foto wil, want sommige mensen doken weg, maar hé, ik ben de televisie niet…
“Haben Sie einen Gutschein (of zoiets) aangevraagd?”
Nee, dat had ik niet. Waarom zou ik een toelating vragen om op het einde van onze wandeling, mijn vrouw ook te fotograferen wanneer ze aankopen doet voor het avondeten? Sorry dat ik de mensen bang heb gemaakt, dat jullie misschien denken dat ik een spion ben, maar ja, bij ons slaat men daarom nog geen alarm.
“Ach so, bei Ihnen ist es besser, trotzdem versuchen Sie alles zu fotografieren um mit Ihen zu vergleichen?” Ik wou zeggen, kom gerust ook eens op studiereis, maar vertelde alleen maar dat ik alles fotografeer wat mijn vrouw doet, ook winkelen in de (en ik zei met opzet) Tigros. “Migros” verbeterde hij mij geërgerd.
Van op een afstand keek het dorp mee. Als ik wou spioneren zou ik dan zo opzichtig met mijn toestel rondlopen en flitsen? Ik keek rond en stak mijn toestel nu helemaal in de lucht. De camera’s aan het plafond zoemden in. Ik glimlachte en wuifde. De man wist zich ook in beeld. Hij greep naar zijn oortje en herhaalde beschroomd wat men hem influisterde: “Einen schönen Urlaub noch.”
Met de staart tussen de benen droop Big brother kleintjes af. De vrouwen lachten en haalden opgelucht adem, terwijl ze in feite een glimp van de vrijheid gezien hadden.
Wie weet haal ik nog hun cursussen en bedrijfsblad als voorbeeld van vrijpostige en ongecontroleerde buitenlander waartegen zo nodig gewaarschuwd moet worden.
Gelukkig is Big Brother Migros watching you.
08-10-2008

Geplaatst in Dagklapper | Reacties uitgeschakeld voor De keerzijde van de “ansichtkaart”

Kapotneuken

David Davidse kwam bij Ruth Joos in Mezzo ‘Kuifje’ in het Antwerps voorstellen.
“Keufke” zei hij, en Ruth probeerde hem na te zeggen. Giechelend alsof het Toerkmenistaans was. Of zoals iemand die voor het eerst oesters proeft.
Ruth woont al enkele jaren in Antwerpen. Ze moet minsten toch al van het dialect van “A” gehoord hebben. Maar Germanistes doen wel vaker raar over taal.
Van mij mag ze een beetje raar doen als ik in een interview lees dat zij zich mateloos ergert aan formuleringen als “naar…toe” en “ik heb zoiets van”. Wellicht wordt ze ook mottig van “dagdagelijks” en het omgekeerd gebruiken van “over” en “voor” in tijdsaanduidingen?
Zal ik maar meteen toegeven dat ik graag naar haar luister op Radio 1?
Haar broer Filip heeft zijn moedertaal blijkbaar bij een andere moeder geleerd.
Hij mag tot mijn ontzetting in de plaats van Frank Raes de verslaggeving doen bij interlands op Canvas. Ik kijk al nooit naar voetbal en die ene keer dat ik toch ‘s naar een interland van de Rode Duivels kijk, vlucht ik van de commentaarstem.
Waar bij Frank Raes het ritme en de beweging van zijn commentaar hoger ligt dan dat
van de Duivels, praat Filip Joos even teleurstellend als het voetbal zelf. Zonder animo,
zonder creativiteit. Vroeger zette ik het geluid uit en luisterde naar Jan Wauters
op de radio, maar Jan is nu met pensioen in Zuid-Afrika en mijn toestellen staan
tegenwoordig ook ver uit elkaar in huis. Maar we dwalen af.

Achteraan in het Antwerpse “Keufke” staat een uitspraaklexicon, zei David Davidse.
Om het de niet-Antwerpenaar makkelijk te maken, en hij las enkele voorbeelden.
“Gogget” voor “gaat het?”, “perusch” voor parkiet, “tefrente” voor “verschillende”
en ook “tantefèren”…
En ik moest aan mijn tante denken. Dé tante, zo noemden we haar. Mèt lidwoord.
Eén keer noemde ik haar “aunt”; ik had mijn eerste lessen Engels gekregen op school
en ik verwelkomde haar fier aan de deur met een “Hi, aunt”. Ze was razend. Ze dacht
dat ik haar hond had genoemd.
Zij was naaister en kwam bij ons aan huis voor mijn moeder en zussen op bestelling
kleedjes en jassen naaien.
Ze kreeg het dan “oep eur seskes” (ze werd zenuwachtig) als ik er bij bleef zitten,
ook al was ik toen hooguit zeven, acht jaar, maar ze kon niet verdragen als mijn moeder
bij het passen aan mij, kleine aap, vroeg wat ik er van vond. Als dé tante op dat moment
een draad zou “vessemen” (door oog van de naald steken), zou ze zich beslist in haar
vinger geprikt hebben. “Goade gij da na wèr aan die tantefèr vragen…”
Voor mijn tante was een tantefèr een moeial.
David Davidse dacht dat het betekende: iemand die maar zit te lummelen terwijl er nog zo veel te doen is “tant à faire”.
Als klein jongetje nam ik dan stilletjes wraak op haar door de klosjes garen dwars door te knippen. Dan kreeg ze een “floere geroktat” (een appelflauwte). “Zie nu Anna (mijn moeder) die “moosjer” (prutser) heeft dat helemaal “verreneweert” (stuk gemaakt), dat is helemaal
“nor de zjenoe” (naar de vaantjes). En tegen mij zei ze dan : “g’anget wer oat, hé, “kapotneuker”, “kwistenbiebel” (rare). Als mijn moeder er bij was durfde ze mij geen
“ababbel” (oorveeg) geven.

Hoewel zij ook regelmatig naar familie in Nederland ging, zal de huidige betekenis van “kapotneuken” niet tot haar doorgedrongen zijn. Tot mij toen ook niet. Dat kwam veel later. Maar dan was ik weer in de war toen mijn vriendin altijd zei, hoewel ze geen Zuid-Afrikaanse was, “nie neute nie”. Nu weet ik dat ze bedoelde dat ik niet zo moest zagen, maar toen dacht ik, vermits zij wel vaker woorden net iets anders zei dan wij ze zouden formuleren, dat het een kleurrijke variante was op: “nu niet ik heb hoofdpijn, of de rode loper ligt uit”. De eerste keer dat ik het hoorde moest ik bovendien de redenering verdringen dat tweemaal negatief positief is. Dus, dat zij met nie nie eigenlijk “ja” bedoelde.
Vele jaren later, toen mijn oudste zoon trouwde, gaf zijn opa tijdens het diner hem volgende raad: “Denk er aan, als een vrouw neen zegt, bedoelt ze vaak “ja”.
Het grappige is dat zijn vrouw net tevoren, aan mijn kersverse schoondochter de raad had gegeven: ”in het huwelijk moet ge niet altijd ‘ja” zeggen…”. Ge moet u niet laten…(zie titel).

HugoBe

15-10-2008

Geplaatst in Nostalgie | Reacties uitgeschakeld voor Kapotneuken

Het mondje van Annelies Beck

Annelies zat in de studio van Terzake tegenover Axel Miller, ontslagnemend topman
van Dexia. Zij wou weten hoe hoog zijn opstapvergoeding zou zijn.
Hij wou alleen vertellen dat hij al het mogelijke zou doen om in moeilijke tijden zijn verantwoordelijkheid op te nemen. “Met daarbij een kleine vier miljoen euro,
als ik het vlug bereken”, zei Annelies.
Miller begon opnieuw over de moeilijke tijden en zijn verantwoordelijkheid.
“Meneer Miller u bent bedankt voor dit gesprek”, besloot Annelies.
Voor de gewone kijker was het daarmee gedaan. De dubbele bodem-kijker zag haar de ogen
tot streepjes trekken terwijl ze ook haar rechterwenkbrauw optrok en de mondhoek van dezelfde kant de beweging liet volgen. Hoe rechter hoe slechter, weet je dan.
“Met alle Dexia-klanten, maar niet met Annelies Beck”, kon je als het ware in de ondertiteling lezen.
Annelies Beck is een fenomeen, dat weet iedereen. Zelfs wanneer de grootste leugenaar van allemaal, Yves Leterme, tegenover haar zit te ratelen, is zij niet van de wijs te brengen. Het is haar taak weerwerk te bieden en dat doet ze op de meest verstandige, speelse, charmante en elegante wijze, om niet te zeggen ‘heel goed’. Maar wanneer de macho tegenover haar leugens blijft spuien, knijpt ze de ogen halfdicht en is het gedaan.
Wie fout is wordt door haar mimiek ontmaskerd.
Ik heb op punt gestaan van louter voor haar een digitale tv te kopen. Op voorwaarde dat je daar zoals met een fototoestel kunt inzoomen. Zodat ik alleen haar hoofd in beeld heb, dat nu nog brozer lijkt, met het nieuwe kapsel dat de nek vrijlaat.
Catherine Van Eylen heeft ook een mooi gezichtje, maar waar die het kindvrouwtje is voor de sportliefhebber die nooit een boek leest, is Annelies het gezicht van de meerwaarde-zoeker.
Je ziet dat er achter dat zuivere subtiel expressieve gelaat ook verstand zit, nauwgezet opgebouwd met studie en oneindig veel boeken lezen. Zonder dat het haar een schijn van pedanterie geeft. Zij is integendeel onwerelds minzaam. Zelden is er zo’n combinatie vertoond van een fijn neusje en fraaie kaaklijn met sprekende wenkbrauwen en een mond die alles aankan. Het klinkt misschien gek, maar ik kan die klare lijn van haar gezicht met dat minuscule puntneusje best vergelijken met het getekende hoofd van Wilma Flintstone.

Mocht ik met mijn tv kunnen inzoemen, keek ik alleen nog naar haar, met mijn vinger op de repeat knop. En dan kon ik eindelijk die oninteressante gasten uit de studio weg kaderen en vooral die dwaze West-Vlaming Lieven Verstraete. Ja ik weet, een mens moet van ergens komen, maar wat u niet weet is dat Lieven Verstraete zich op Wikipedia in het West-Vlaams laat beschrijven. (zie: http://vls.wikipedia.org/wiki/Lieven_Verstraete).
Vroeger zag je Verstraete bij elke fout die hij van zenuwen prevelde binnensmonds
“mo veint to” hakketakken. Omdat dat alle twee zinnen gebeurde werd je er zo goed als misselijk bij.

Nu zijn dagelijks taalbad begint te renderen en de coiffeuse een oplossing heeft gevonden voor zijn wijkende haarlijn, is die Lieven niet meer te houden. Zeker nadat een studiogast om zijn verhaal te verhelderen tegen hem en Annelies onlangs zei: “stel dat jullie man en vrouw zijn”. Verstraete was zo van zijn melk dat hij alleen nog heimelijk wist te glunderen en Beck moest afsluiten alvorens die rare kwiet naast haar in beeld zou kwijlen.

Omdat Annelies destijds een master in Braziliaanse studies heeft behaald en vloeiend Portugees spreekt, verkondigt Verstraete sindsdien dat hij bezeten is van Braziliaanse muziek en dat hij begonnen is aan de studie van het Portugees. Hij gaat zelfs sensuele en opzwepende samba-plaatjes draaien in dancings. DJ Satanic Samba laat hij zich noemen. Ik vrees dat hij in de veronderstelling is dat Satanic ‘satijnen’ betekent, afgaande op de blauwe hemden die hij tegenwoordig draagt, om ook op die manier in de buurt te komen van de blauwe blouses die Annelies zo beeldig staan.
Omdat hij bekend is van tv mag hij in alle uithoeken van Brugge plaatjes gaan draaien. Ik beeld me in dat hij dan telkens hoopt dat Annelies komt kijken en dat hij op het ritme van samba en salsa met zijn satijnen Satanische blik de zaal afspeurt op zoek naar Beck, terwijl Annelies, verstandig als zij is, thuis zit met een goed boek.

HugoBe
7-10-2008

Geplaatst in Dagklapper | Reacties uitgeschakeld voor Het mondje van Annelies Beck

De vuile was van Leterme

Leterme had een blaam gekregen van Sarkozy omdat ie aan de VRT de resoluties stond
te verklappen terwijl de top in Parijs nog bezig was. Na de uitverkoop van Fortis ging hij in IJsland de Kaupting Bank redden, vanwaar hij naar de top van de Francophonie in Canada snelt, en voor we beseffen waar hij nu weer uithangt zit meneer al in Beijing te chinezen
op de Aziatische-Europese top. Dat het telkens een vlucht is, weg van de begroting, de economische crisis en andere communautaire problemen laten we nog even buiten beschouwing.

Wat bezielt zo’n man, die vroeger niet uit zijn Westhoek te branden was, om nu, bijna dagelijks, verder dan ver te trekken? Wil hij nog vlug profiteren van zijn status voor hij ontmaskerd wordt als Yves den dief van België? Of is er thuis iets niet pluis? Doet Leterme
een Sarkoziekske met een of andere schijterige schone terwijl mevrouw voor de vuile was opdraait? Je ziet mevrouw Leterme in ieder geval nooit bij hem.

Je kunt met die vragen blijven zitten of je kunt ze stellen aan iemand die over de haag
of na de mis, wie zal het zeggen, vertrouwelijke gesprekken kan hebben met mevrouw Leterme. Het is natuurlijk maar van horen zeggen, van de was- over de telefoondraad, maar als dat allemaal waar is begrijpen we goed dat Sofie Haesen, zoals mevrouw Leterme eigenlijk heet, niet in de openbaarheid wil treden. En ja, het was die laatste “gaffe” in Parijs die mevrouw Leterme in de grond deed zinken en tegen haar gewoonte in deed fulmineren over haar echtgenoot.
Als we de plaatselijke roddels wegfilteren kwam het gesprek vrijelijk hier op neer:

“Ik wist niet waar kruipen toen Sarkozy voor de camera’s Yves tot een roddeltante degradeerde. Dat moest er van komen. Onze Ferme kon zijn mond weer eens niet houden.
Hij moest weer ‘s andermans pluimen op zijn hoed steken. Het is verbazend dat hij zijn eigen hoed nog herkent.
Weet ge dat hij zelfs voor het altaar in mijn plaats “ja” heeft gezegd. Ik kreeg niet eens de kans om mijn trouwbelofte uit te spreken. We hadden eens ruzie en toen heb ik er uit geflapt: “luister hé, Ferme, ik heb geen ja gezegd over die goede en kwade dagen. Gij hebt die belofte gehouden, ik niet, dus gij zult moeten plooien.” Maar ja, zijn ego is zo groot dat ik vrees dat hij op een dag gewoon zal opstijgen en verdwijnen. Hier thuis is hij daar alleszins goed mee bezig. En dan moet ge weten dat hij zelf schrik had om de begroting te bespreken, hij was ervan overtuigd dat zijn rol uitgespeeld was, dat hij door de mand zou vallen, maar hij krijgt
die kaas vol gaten erdoor en nu doet meneer alsof het weer grote vakantie is.
Ik kan het zelf niet bijhouden waar hij sinds de spelen van Beijing allemaal geweest is.
Ik herinner alleen dat ik precies niks anders doe dan zijne was. Ook al omdat hij niet zoveel kleren heeft. Op de Spelen droeg hij daar ineens een trui die ik gekocht heb toen we pas getrouwd waren. En dan koopt hij nog eens kleren van slechte kwaliteit waardoor die direct
zo gaan hangen. Van toen hij minister-president werd zei ik hem dat hij nu wel betere kostuums moest dragen. Sarkozy, Berlusconi, Blair, die dragen kwaliteit. Maar Yves wil alleen kostuums van de JBC hier aan de Rijselsepoort, omdat die Jean-Baptist Claes vroeger beroepsrenner is geweest bij Wiels-Groene Leeuw. En als hij die zakken dan nog wou opfleuren met een degelijke das of een duurder hemd. De mensen willen geen mannequin,
zegt hij dan. Verhofstadt was wat dat betreft al niet beter, die had altijd een te grote vest aan. Yves lachte daar dikwijls mee als hij Verhofstadt op tv zag. “Zie daar hebben ze nu ook geen asbakken meer” zei hij dan, alsof Verhofstadt overal alles meepikte wat hij in zijn vest kon steken.
En waarom reist gij niet met hem mee, Sofie, vraagt iedereen altijd, maar dat ziet ge al van hier. Onze Ferme heeft in het begin zo onnozel gedaan met zijn geit dat ik niet meer durf buiten komen, allez, toch niet waar de media u volgt. Het zal niet te lang duren of ze zeggen: “daar is de geit van Leterme”.
Weet ge wat onze Matthias tegenwoordig zegt als mensen hem vragen of hij de zoon is van Yves Leterme? Dat zijn vader wel Yves Leterme heet, maar dat hij niet die van de CD&V is, maar de bekende calligrafist uit Ieper. We kennen die man en gelukkig vindt die dat niet erg. Eigenlijk zijn de kinderen wel opgelucht dat onzen Yves zo veel weg is. Van het moment dat
die wat ouder werden, werden zij onnozel van zijn blabla.
Zelfs aan tafel deed hij altijd alsof hij een toespraak aan het houden was. We waren wel gewoon dat hij zijn redevoeringen thuis inoefende, maar het was abnormaal dat hij nooit kon stoppen. Yves kàn niet terugschakelen naar een gewoon gesprek. Op den duur durfden de kinderen niks meer vragen. Ons Julie heeft een keer gezegd, wanneer hij op een stomme vraag over iets voor ‘t school bijna weer een kwartier antwoordde : “maar papa, gij hebt toch eigenlijk niks gezegd. Allemaal woorden waar ik niks mee ben.” Dat stak hé, en in plaats van te beseffen dat dat kind nog gelijk had ook, haalde hij toch wel zijn beruchte zwarte boekje boven zeker, Blackberries bestonden nog niet, en schreef dat kind daar in op. Ik had zijn ogen kunnen uitkrabben. Onze Ferme kan eindeloos veel woorden na elkaar zeggen als wiskundige reeksen, maar de betekenis gaat ook voor hem meestal verloren.
En dan durft hij kwaad worden als ze het in commentaren over zijn containerbegrippen hebben. Maar het is toch waar. Dat is niet om mee te lachen hé? Ik noem hem al jaren ‘meneerke lege doos’. Sinds ik hem een Tupperware-doos meegaf om bij Rachel van Briek boontjes op te halen die zij beloofd had. Hij blijft meer dan twee uur weg, de patatten stonden al op toen meneer terug kwam…met een lege doos, maar wel vol van zichzelf.

Yves denkt dat hij altijd gelijk heeft. Op het collega was hij bij de besten en hij is ervan overtuigd dat dat overal zo is. Maar het leven is de retorica niet, hé. Ik heb het er ooit met een psychiater over gehad, en ik vroeg hem of hij Yves kon samenvatten in één woord. Weet ge wat die zei? “Gevaarlijk”. En er is niemand die dat weet hé. Zelfs De Wever denkt dat hij altijd aan zijn gezicht zit te frunniken omdat hij last heeft van die krasjes in zijn ogen, maar dat is zoals zoveel van De Wever dikke onzin. Yves wrijft uit wrevel, omdat de mensen iets ander zeggen dan hij wil dat ze zeggen. Hij kan het niet laten. In feite is onze Ferme geen mensenliefhebber. Hij ziet alleen zichzelf graag, niet eens de kinderen, laat staan mij. Maar dan denk ik, laat ‘m maar ontploffen, ik zal niet in de buurt zijn. Ik hou me gedeisd, zorg dat zijn vuile was terug proper wordt en leef mijn eigen leventje. Ik wil niet in zijn zwartboekje belanden. Yves drijft
en schrijft op rancune. Gelukkig zijn de verkiezingen anoniem, want anders zou hij in staat zijn van al wie van die 800.000 kiezers hem volgende keer laat vallen in zijn zwartboek te noteren. Wie zo op wraak belust is en zoveel achterdocht heeft moet ooit tegen de muur lopen terwijl hij achterom kijkt.

Toen we jong waren was er een DJ, een zekere Napoleon de vierde, die een hitje had met “they’re coming to take me away”. Ik betrap mij er op dat ik dat soms in mijn hoofd zing als ik aan onze Ferme denk”.

HugoBe
01-11-2008

Geplaatst in Fantasie | Reacties uitgeschakeld voor De vuile was van Leterme