Fonske

Brieven aan Fons 1

Het is een sterrenkijker zei de gynaecoloog. Je zat reikhalzend in de baarmoeder van je mama. Niet dat je zo gehaast was om naar buiten te komen. Integendeel, je liet al meer dan twee dagen op je wachten. Twee dagen is natuurlijk niets in een mensenleven, maar wanneer iedereen uitkijkt naar jouw intrede in de wereld, zijn het lange en spannende uren. Je hoopt, maar weet nooit zeker, ondanks alle scopieën, puncties en analyses de zwangerschap rond.

Zelf zul je niks gemerkt hebben. Je had het daar blijkbaar naar je zin. Recent is aangetoond dat het in een baarmoeder ongeveer even licht is als in huis op een regenachtige dag. Ik begrijp dat je dan liever blijft binnenzitten. Je zat daar ook op de beste plaats om naar een ster te kijken. Je ging bovendien overal met haar mee. Twee weken tevoren stond je nog met haar op het podium. Samen in warmte van de schijnwerpers, dat zul je wel gemerkt hebben daarbinnen. Je mama zong, zoals ze meestal doet. Maar nu zong ze veel forser en waren er plingplong geluiden die haar stem volgden. Hoger-lager, start-stop. Dan was er een ovationeel geluid van verder af en begon het zingen en plingen weer van voor af aan. Het leek wel of je mama er mee in competitie ging, zo moest ze al haar spieren spannen. Je voelde de druk op de baarmoeder verhogen, maar het vruchtwater trilde prettig mee. Soms golfde het zachtjes heen en weer, wanneer ze bij het zingen zelf heen en weer wiegde. Dat was kermis. Veel aangenamer dan wanneer ze, zij het ook wel ritmisch, zonder pauzeren op de grond stond te stampen. Je schokte niet alleen mee tot je er het zuur van kreeg, dat gestamp maakte bovendien erg veel lawaai binnenin. Vraag later maar aan je peter hoe het was toen jouw mama nog boven hem woonde en door de living over het parket ’tapdanste’.

Jouw mama zingt al heel haar leven. Je hoorde er aan wanneer ze wakker werd. Ze kwam dan zingend de trap af om te ontbijten. Altijd welgezind. Drie dagen voor je geboren werd reed ik je mama voor boodschappen rond. Het had gesneeuwd. Ik hield haar in ’t oog toen ze uit de winkel kwam. Ze huppelde in de sneeuw en ik zag aan haar mond dat ze ook nu zong. Alleen zingt ze nu ook voor jou. Je kon geen betere mama vinden om jou te dragen. De warmte die zij uitstraalt voel je van binnen dubbelop. Zij had zelf al zoveel zachtheid en andere goede eigenschappen van haar mama meegekregen, de edelmoedigste vrouw die ik ooit ben tegengekomen.
Ik ben benieuwd hoe jij later de mama van jouw mama zult noemen. De voorstellen nu zijn: oma Krol, oma Stina of mamo, wat langer klinkt dan het korter uitgesproken mama en omgekeerd oma bevat. Misschien geef jij haar een eigen naam. Het oudste kleinkind van mijn moeder noemde haar Anke, een kindertaal-variante op haar echte naam Anna. Iedereen nam het over, hoewel het in die tijd nog ongewoon was ouders of grootouders bij de naam te noemen. De uitloper van Christina, zoals de mama van jouw mama heet, zie ik als Ssschtina uitgesproken ook wel zitten.
Mij mag je grootvader noemen. Toch op zon- en feestdagen. Groot-va-der, lang-kort-lang, met een klimmende krul van een vraagteken in de laatste lettergreep. “Laat dat kind toch geen drielettergrepen uitspreken”, hoorde ik al onmiddellijk. Pffft. Als jij iets van de taalvaardigheid van je mama hebt, zeg jij Supercalifragilisticexpialidocious nog voor je ’s nachts droog bent. Ik dacht ook aan Hugopa, uit te spreken zoals Europa. Omdat je beter groot en universeel dan klein en bekrompen denkt. Och, grootvader of Hugopa, wie weet noem je mij later wel You-Go, op licht bevelende toon, wanneer je iets nodig hebt. Of Old-pa, wanneer je Engels leert, wat binnenkort sneller zal gebeuren dan we nu kunnen vermoeden. Als het toch bompa wordt, leg dan de klemtoon op “bom”, zoals in “duizend bompa’s en granaten” van kapitein Haddock, dat zie ik wel zitten. Maar keren we terug naar het operatiekwartier.

Jij bent nog nog niet buiten gekomen. Wij wachten af. Oma Stina iets meer dan de anderen, want zij was er bij toen jij geboren werd. Als moeder van haar kind, dat moeder werd van haar kind. Jij, Fonske de sterrenkijker, die zijn hoofdje niet wou buigen zoals alle andere foetussen en dus met een keizerlijke snede gehaald moest worden. Dat was minder leuk voor je mama, maar voor jou was het een voordeel. Zo moest jij niet met je kop en lijf door dat smalle bekken trekken en kwam je op de wereld in de thuis van de mama van jouw mama. Op haar operatiekwartier. Zij mocht je begroeten en aannemen en gaf jou een uitzonderlijk huiselijke en familiale start. Met zo’n ontroerende en geruststellende verwelkoming zul je later nog je voordeel doen. Wetenschappers zullen er naar verwijzen, wanneer zij jouw rust en evenwichtigheid trachten te verklaren. Maar vertrouw wetenschappers niet te snel, ze spreken vooral empirisch in kwantificeerbare termen: “de boreling heeft momenteel drie modi”, alsof je een ruitenwisser bent.

Voor al wie op mensenmaat kijkt is die keizerlijke bonus na enkele weken al merkbaar. Je slaapt meestal goed, je reclameert zelden, kijkt geïnteresseerd rond, luistert moeiteloos naar “your mama’s voice” en als je honger hebt, kou of krampjes laat je dat zo beleefd weten dat je jouw kreuntje als het ware laat voorafgaan door een bescheiden “ahum”.

Ik weet dat alles snel voorbij gaat. Jouw eerste maand was bijvoorbeeld de snelste maand uit de wereldgeschiedenis, zo leek het toch voor ons die ze bij volle verstand meemaakten. Vandaag ben je nog als een vogeltje kleiner dan onze kat, over enkele maanden kruip je rond en trekt de kat misschien bij haar staart. Net zoals voor het vogeltje dat in zijn nestje met het bekje opengesperd zit te wachten op voedsel, draait bij jou momenteel dag en nacht alles rond eten. Alleen moet jouw moeder het niet gaan zoeken in de natuur, maar heeft de natuur haar voorzien van een goedgevulde voedselbank, voor jou steeds bij de hand. Je moet nog maar een half schreeuwtje laten horen of de melkweg gaat voor jou open. Terwijl je over enkele maanden misschien alleen nog wil kiezen uit het Haute Cuisine-menu dat jouw papa hobby-gewijs klaar stooft.

Omdat we niet alle kindjes van de wereld kunnen kennen en ook wel omdat je perfect geschapen bent, noemen we jou het mooiste kindje van de wereld. Dat is normatief objectief en niet overdreven, vooral omdat we alleen maar oog hebben voor jou. Uren aan een stuk als het kan. Daarstraks nog werd ik als hulplijn opgeroepen en mocht ik jou twee uren in mijn armen houden. Op de duur voelde ik mijn armen niet meer, maar geen haar op mijn hoofd, of in mijn baard om het getal substantieler te maken, dacht er aan van jou in je bedje te leggen. Ik zou gek zijn. Mijn geheugen is nog niet helemaal ondergesneeuwd, maar omdat de eerste vlokken toch vallen wil ik elke minuut dat ik naar jou kan kijken benutten om zoveel mogelijk beelden of bewegingen in mijn hoofd op te slaan. Ik wil jouw wonderlijk gevormde hoofdje met absoluut platte oortjes en levendige oogjes, die na enkele weken van zwart naar hemelsblauw verkleuren en in het rond zoeken, in gedachten kunnen blijven oproepen. Jouw leuke wipneusje en zachte hamsterwangetjes boven jouw ‘nekske van nikske’ waarin drie subtiele plooitjes. Ik wil blijven kijken naar al de mimieken die je uitprobeert. Van verbaasd naar ernstig met één opgetrokken wenkbrauw, van boos tot beteuterd of droevig met de lippen die trillen. En dan kijken die ogen plots recht in mijn ogen. Besef jij dan al iets? Je schrok en tikte met één vinger aan mijn baard. Even tevoren had je mama je nog op de armen. Dacht je, waar is al dat gouden krulhaar gebleven? En moest je dan lachen met je eigen gedachte? Want even plots als de verbazing plooide je mondje opeens in een glimlach. Het kan aan mijn geheugen liggen, maar iets mooiers kan ik me niet onmiddellijk indenken. Het komt door die emotionele stroomstoot natuurlijk die van je hart naar je hersens schiet. En door de bloedstollende gelijkenis met je mama. Enkele tellen zit ik 30 jaar terug in de tijd. Ik heb het meegemaakt met elk van mijn drie kinderen, en herinner me dat ik vaak ontroerd was en me euforisch gelukkig voelde, maar de zorg, de resterende taken en de verantwoordelijkheidszin brachten me altijd vrij snel terug naar de orde van de dag. Nu kan ik uren zorgeloos toekijken, hoe je die armpjes als een winnaar boven je hoofdje steekt, hoe die handjes voortdurend in beweging zijn, met je fijne lange vingers die je steeds opnieuw lijkt te tellen, maar die evenzeer schitterende poses ondersteunen, slim met de wijsvinger langs een wang, alle vingers samen op het voorhoofd voor een ‘oh neen’, of samengebald tot een vuist die je strijdvaardig vooruit steekt. Later zal blijken dat je nog veel meer genetisch materiaal van je vader gekregen hebt, maar nu vallen vooral de pianisten-vingers op als voorbeeld van de evolutietheorie. Jouw vader heeft van kindsbeen af moeten zwoegen om zijn handjes te plooien en te rekken naar akkoorden op de ivoren toetsen, jouw vingers zijn van meetafaan geschikt om de meest verbazende capriolen op de notenbalk uit te voeren.

Ach, laat de grootjes vooral toch genieten van hun kleinkinderen, zegt men, zolang ze nog kunnen, denkt men, denk ik. Grootouders hebben geen verplichtingen meer. Het zal wel, maar ik leg mezelf minstens toch één verplichting op : dat ik verdorie nog twintig jaar meega, zodat ik niet alleen jou, Fonske, maar ook jouw eventuele broertjes en zusjes, neefjes en nichtjes, kan zien opgroeien tot mooie, warme mensen. Jouw ouders en nonkels zijn er in geslaagd, daar geniet ik nog elke dag van, jij zult daar ook moeiteloos in lukken. Niet alleen omdat je met heel veel liefde omringd wordt, maar omdat je als optimist geboren bent. Hoofd vooruit in de lucht. Fonske, de sterrenkijker.
25-01-2011
Fonske is ons eerste kleinkind, geboren
op 18/12/2010

Dit bericht is geplaatst in Fons, Gloria en Otto. Bookmark de permalink.