In naam van Bruno Broodje en Sarah Snijmes

Bruno Broodje had zijn naam niet mee. Hij had hem van zijn vader gekregen die Ben Broodje heette. Die was blij met zijn naam en liet iedereen er graag van smullen.
Vader begreep dan ook niet waarom zijn zoon Bruno Broodje altijd werd geplaagd.

In de kleuterschool wou iedereen in Bruno Broodje bijten. Dat was niet zo erg.
Je zou het een vorm van knuffelen kunnen noemen. Maar in de lagere school werd hij vooral uitgelachen met zijn naam. Broodje gezond was nog wel leuk en met dat Chinese jongetje dat hem altijd ‘blootje’ noemde omdat die de letter ‘r’ niet kon uitspreken kon Bruno zelfs lachen, maar bruin broodje of een broodje kak maakten Bruno verdrietig.

Om de klasgenoten op andere ideeën te brengen zei hij wel eens stoer dat hij een tijgerbroodje was, maar niemand pikte dat op. Stokbroodje werd wel snel doorgegeven
en stouteriken voegden er broodjestrommel aan toe en sloegen met denkbeeldige stokbroodjes op de broodjestrommel die Bruno dan was.

De meester greep nooit in. Soms deed hij lustig mee. Wanneer Bruno iets niet begreep,
zei de meester soms :”moet ik jouw broodje nog ’s bakken?”
Wanneer Bruno zijn bank niet proper had opgeruimd was het van: “kijk es aan, onze broodje heeft weer kruimels achtergelaten.”
Al even flauw was het wanneer Bruno zat te dromen : “hé, Broodje van de bakker,
wordt eens wakker.”
Toen de meester zei :”Als je niet verandert, zal ik eens een ‘hot dog’ van jou maken”,
wist Bruno eigenlijk niet wat de meester bedoelde, maar het maakte hem wel bang.

Neen, het leven op school was geen gesneden brood voor Bruno. Zijn naam haalde het slechtste in zijn vriendjes naar boven. Op een dag hadden ze zijn gezicht helemaal met choco ingesmeerd en liepen ze joelend de speelplaats rond :”wie wil er een broodje
cho-ho-co.”

Tijdens turnen hadden ze Bruno eens helemaal als een tol in zo’n dik touw gewikkeld. Bruno had het gevoel dat hij ging stikken. Toen de turnleraar vroeg waarom die plaagstokken dat deden, zeiden ze lachend dat ze gebonden brood aan het maken waren.

Slechts één keer had de directeur straffen uitgedeeld. Hij kon moeilijk anders, want Bruno werd huilend met de ziekenwagen naar het hospitaal gebracht. Het was winter en om het klaslokaal extra te verwarmen stond er vooraan zo’n elektrisch vuurtje, je kent dat wel, met van die fijne gloeidraadjes die rood stonden van de hitte. Ze hadden Bruno, die nog een korte broek droeg, met zijn billen op die gloeiende verwarming geduwd. Ze wilden een geroosterd broodje van hem maken. Een toastje. Bruno’s billetjes waren pijnlijk verbrand.

Had ik maar een gewone naam zoals iedereen dacht Bruno verdrietig. Waarom heet ik niet Peeters of Janssens?
Overal waar hij voor het eerst kwam zei hij dat hij alleen maar Bruno heette. Hoezo Bruno, Bruno hoe ? Gewoon Bruno. Zonder meer, probeerde hij dan.
Wanneer er vervolgens thuis brieven kwamen voor Bruno, zonder familienaam werd zijn papa boos. Papa begreep maar niet dat Bruno zich schaamde voor zijn familienaam.
Papa was er net fier op. Ben Broodje. Zijn oren flapperden wanneer een mooie mevrouw hem lachend zei dat hij het lekkerste broodje van de wereld was. Nou ja, dat was toch één keer gebeurd. Bij een Nieuwjaarsfeestje op het werk. Honderden keren had Ben Broodje het voorval verteld.

Waarom zeggen ze dat nooit tegen mij, dacht Bruno dan. Hij was het broodje dat men niet lustte, dat men in stukken wou snijden, dat men wou roosteren of dat achterbleef wanneer er moest gekozen worden. Bruno was een broodje verdriet. Wacht maar als ik groot ben maakte hij zich sterk. Van zodra ik genoeg centen verdien, ga ik naar de gemeente en laat ik mijn naam veranderen. Hij had gehoord dat zoiets kon, maar nu beslisten zijn mama en papa daar nog over en die vonden een naamsverandering helemaal niet nodig. Ze zouden er zeker geen geld voor geven. Hij zou zich nog lang moeten schuilen achter zijn voornaam. Bruno, ik heet Bruno. Noem me toch gewoon Bruno.

Wanneer de vakantie voorbij was, waarin hij twee maanden Bruno zonder meer mocht zijn, zakte de moed hem weer in de schoenen. Opnieuw naar school, opnieuw die plagerijen moeten ondergaan en die onzin moeten aanhoren.
Maar vanaf dit jaar werd het toch een beetje anders.
Er zat een nieuw meisje in de klas, en die heette, stel je voor: Sarah Snijmes.

De pestkoppen hadden een nieuw mikpunt gevonden. Sarah Snijmes.
Dat is nog onnozeler dan Bruno Broodje, dacht ook Bruno.

Omdat Sarah niet al te groot was werd zij van dag één dreumes in plaats van Snijmes genoemd. Zakmes was de volgende bijnaam. Sarah was niet alleen klein, maar ook zo
plat als een lat. Hé, Snijplank kon je al snel horen.

Er bestaat een uitdrukking ‘zij is zo mager dat als je er een brood naar gooit het gesneden terugkomt’. En met Bruno en Sarah in de klas konden ze dat perfect uitbeelden.
Nou ja, perfect? Het was vooral pijnlijk voor Bruno. Met vier pakten ze hem dan op en gooiden hem tegen Sarah Snijmes aan. Hoewel die ook werd vastgehouden vloog Bruno
er bijna nooit tegenaan. Hij knalde wel altijd op de grond.

Bij Sarah deed de leraar soms alsof hij haar naam niet meer juist wist en noemde haar
dan Snijders of Messi, waarbij hij dan schaapachtig vroeg of ze toch geen familie was van dat voetballertje? Een enkele keer wanneer hij boos was, had hij haar ook wel ‘luiwammes’ genoemd.

Bruno wist hoe Sarah zich voelde, hoe zwaar een naam kon wegen, maar hij herademde omdat de aandacht van de pestkoppen een beetje van hem werd afgeleid. Sarah was een meisje en trok alleen al daardoor meer aandacht.
Hij had nu bovendien een lotgenote om mee te praten. Maar van zodra de klas merkte
dat zij vrienden werden, werden ze samen geplaagd. “Broodje is op snijmes, broodje is op snijmes”, werd gezongen in de gang. “Pas op broodje niet te dicht komen of Sarah snijdt je open.” Soms werden ze hardhandig tegen elkaar aan geduwd.

De middelbare school waren niet bepaald “brood en spelen “ voor hen,
maar brood en Sarah was troostende combinatie.

Bruno en Sarah werden vrienden voor het leven. Ze gingen naar de universiteit,
vonden elk een leuke job en trouwden met elkaar.
Op hun deurbel stond ‘Broodje-Snijmes’. Zoals het werkelijk was, maar voor hun gezamenlijk mailadres kozen ze voor het speelse “broodmes.be”.
Ze verdienden centjes en werden in de grote mensenwereld nog zelden geplaagd.

Toch had Bruno het idee van een officiële naamsverandering niet laten varen.
Hij kon die naamsverandering nu eindelijk betalen.
Hij had er jaren over nagedacht en toen het eindelijk zo ver was en hij thuiskwam
van de gemeente vroeg Sarah benieuwd “wel wat is het geworden?”
Sarah had zich aan een heel gewone naam verwacht, Janssens , Peeters of Wouters.
Zou hij voor een iets stoerdere naam gekozen hebben? Van Leeuwen bijvoorbeeld?
Of zou hij met zijn nieuwe naam wraak nemen op al die pestkoppen uit het verleden
en zich voortaan De Meester laten noemen?
Tot haar verbazing had Bruno zijn naam laten veranderen in Brood.
“In Brood? Wat maakt dat nou voor verschil?”
“Wel, in de eerste plaats, wanneer je gewoon twee letters van je naam laat vallen
kost dat veel minder. En ik word daarmee naamgenoot van de beroemde Nederlandse zanger Herman Brood, die van het dak van een hotel sprong.
Wanneer je mijn naam in het Engels uitspreekt heb je Bread en zo heet
een Amerikaanse popgroep met meerdere wereldhits.”
“Maar wat heb je daar nou aan”, vroeg Sarah. “Broodje of brood, het komt nog altijd
van dezelfde bakker, hé? En een zanger die van het dak springt. Geweldig.”
“Luister Sarah, ik heb daar lang genoeg over nagedacht en dat is nu mijn keuze.
Ik voel mij daar goed mee, en dat is toch het belangrijkste, of niet soms?”
Wat kon Sarah daar op zeggen? Het was Bruno zijn naam en je naam is wie je bent.

Toen Sarah haar naam liet veranderen deed ze eigenlijk net hetzelfde als Bruno.
Zij liet haar naam wijzigen van Snijmes in Snijbloem.
“Dat vind ik nog onnozeler”, was de reactie van Bruno. Ik hoor het al op televisie in een quiz: “Hoe heet het gekste koppel van het land. Juiste antwoord: Brood-Snijbloem.”

Mijnheer en mevrouw Brood-Snijbloem leefden lang en gelukkig en hadden twee kinderen. De namen waren steeds minder een onderwerp van gesprek.

En toen hun kinderen naar school gingen, leken hun keuzes niet meer zo gek.
Was de tijdsgeest veranderd? Was men blij dat naast zovele onuitspreekbare namen
nu en dan een gewone Nederlandse naam te horen was?

In ieder geval, toen zoontje Herman naar school ging leek de naam Brood geen rare reacties meer uit te lokken. Integendeel. Herman Brood kwam zelfs glunderend van school. Weet je wat de meester zei toen hij mijn naam hoorde?
“Herman ik buig diep voor jouw naam. Brood is van het belangrijkste wat de mens nodig heeft. Vroeger zag men vaak in de huizen een spreuk hangen boven de schouw : “Geef ons heden ons dagelijks brood.” Nu nog studeren wij om later een goed werk te vinden en brood te kunnen kopen. Het is van alle tijden dat men jou overal, iedere dag wil.”

De kinderen in de klas keken met bewondering naar Herman. Dat was fantastisch.
En hoe anders dan vroeger. Niemand die er aan dacht van te plagen of te spotten.
Brood was belangrijk en wie die naam droeg mocht daar fier op zijn.

En wanneer het dochtertje naar school ging was er een gelijkaardig verhaal.
Zij had gekozen voor de naam van mama omdat ze met haar voornaam Snoes heette.
Snoes Snijbloem.
Wat een prachtige naam had de juf gezegd. Als ik jouw naam hoor word ik blij.
Snijbloemen geven we aan iemand die we graag zien. Snijbloemen op tafel vrolijkt
het hele huis op. Snijbloemen geven kleur aan het leven. Dankjewel dat ik jou
met zo’n prachtige naam mag kennen.

Bruno Brood en Sarah Snijbloem pinkten een traan weg.
“Dit is het mooiste wat ik ooit gehoord heb”, zei Bruno tegen Sarah.
Zij nam zijn hand vast en knikte. In ’s hemels naam toch.
Je naam is toch maar een indeling, een nummer, een etiket. Jij bent wie je bent.
Je bent lief, brutaal, slim, mooi, wat dan ook, maar toch niet hoe je heet ?
Dat wisten Bruno Broodje en Sarah Snijmes al heel hun leven lang.

HugoBe

Dit bericht is geplaatst in Fantasie, Fons, Gloria en Otto. Bookmark de permalink.