Otto en Titus en de baard van Sinterklaas

Dit verhaaltje maakte ik destijds voor de Voorleesweek.
Ik las het toen in het klasje van Otto. Dit jaar bij Titus.

Sinterklaas is weer  in het land. Overdag gaat hij overal dag zeggen
en ’s nachts trekt hij met zijn helpers door de straten om cadeautjes te brengen
bij de brave kinderen. En omdat meestal iedereen braaf is heeft
Sinteman heel veel werk. Gelukkig heeft hij goede helpers, die hard werken.
De meesten toch, want er zijn altijd wel een paar speelvogels bij.
Neem nu piet Otto die moet samenwerken met piet Titus.
Wanneer de Sint het niet ziet, durven zij wel ‘s deugnieterijen uithalen.
Zo kleven zij soms cadeautjes aan elkaar of ze steken een pop in de verpakking
van een stoere John Deere-tractor. En een keer smeerden ze zelfs boter aan de mijter
van de Sint. De boter smolt en liep over het voorhoofd van de Sint. Mama’ trokken
hun kindjes geschrokken weg van de Sint overtuigd dat die wel heel erg ziek moest zijn.

Speelvogels zijn het, die elkaar ook voortdurend uitdagen.
“Ik durf veel meer dan jij”, zegt Titus. “Ja, wat durf jij dan?” vraagt Otto.
“Ik durf op de rand van het dak lopen.“
“Titus toch, dat doen we al lang niet meer, weet jij dat niet?”, lacht Otto. 
“De Sint heeft zoals de politie een sleutel die op alle deuren past. Dat is veel makkelijker.“
“Ja oké, maar ik durf Sinterklaas overvallen als een bandiet.”
“Gekkie, wie gaat er nu de Sint overvallen? Dan springen de andere pieten toch in je nek.”
“Zal ik dan eens de baard van Sinterklaas afknippen terwijl hij slaapt?” zei Titus terwijl hij grote ogen trekt om zijn woorden kracht bij te zetten.
“Neen, Titus, dat mag je niet doen, zei Otto direct. Denk aan de kinderen. Wat moeten die met een Sint zonder baard?”
“Ik plak dan de baard van de Sint op mijn kin en speel Sint.”
“Dat kan niet want jij bent zwartgemaakt.”
“En waarom zou de Sint geen roetstrepen kunnen hebben in zijn gezicht, in zijn snor
en in zijn baard? De kinderen kijken toch alleen naar hun cadeautjes.”
“Dat is juist. Of je nu wit bent of zwart, dat mag toch geen verschil maken.”
“Misschien moeten we voluit een zwarte Sint met een witte baard kiezen ?”

“Maar dat jij de Sint zijn baard durft afknippen, geloof ik eigenlijk niet. Ik durf dat echt wel.”
“Weet je wat, zei Titus, we doen het samen.”

Wanneer die avond de Sint ligt te slapen, sluipen Otto en Titus dichterbij. 
Titus streelt voorzichtig het voorhoofd van de Sint. Hij kan dat geweldig.
Hierdoor zal de Sint niet vlug wakker worden.
Wanneer de Sint zalig knort, doet Titus teken naar Otto, begin maar te knippen. 
Otto haalt een grote schaar boven.
“Heb jij nu gewoon de keukenschaar bij”, schrikt Titus.
“Ja, en? Dat is toch een goeie schaar.” 
“Maar die stinkt naar vis, ik ruik het tot hier. De kok heeft er daarstraks de vis mee geknipt.”
“Och Titus jij zegt dat omdat jij geen vis lust. De Sint wel, die zal dat niet erg vinden.
De Sint heeft me trouwens eens verteld dat hij etensgeuren in zijn baard wel smakelijk vindt. Als hij vergeten is wat hij in het begin van de week gegeten heeft, ruikt hij stiekem in zijn baard. Gisteren was het vis, weet hij dan. En ja, hier ruik ik lasagne, mijn favoriet, en hmm, witloof met hesp, maar daar zat echt te veel kaas bij en hier, oei oei, hoe kon ik dat vergeten ik heb deze week ook moeten overgeven, bah, ik was ziek, zeg…”
“Begin nu maar te knippen of ik word ook ziek”, zei Titus zenuwachtig.

Voorzichtig knipte Otto de baard van de Sint af. Met de keukenschaar.
Titus kijkt in spanning toe terwijl hij met zijn hoofdmassage de Sint in Dromenland houdt.

De Sint wordt ’s morgens wakker en hij heeft het koud aan zijn keel.
Uit gewoonte strijkt hij over zijn baard. Maar hé, hij heeft geen lange baard meer.
Alleen maar een kort wit baardje zoals ik er een heb.
Hij gaat naar de spiegel en kijkt, en kijkt nog ’s. Hij  herkent zichzelf niet meer. 
“Goeiemorgen jongeman” zegt hij tegen de spiegel. Heb jij de Sint ergens gezien?”
Nu ziet hij dat hij dat zèlf is in de spiegel!
Oei, oei, waar is mijn baard?” “Oh nee, hoe kan dat nu. Hoe moet dat nu verder.
De kinderen gaan mij zo niet meer herkennen. Ik kan toch geen valse baard aanplakken?”
Achter de deur staan Otto en Titus te lachen.

Dan stapt Otto binnen. Aan zijn kin kleven stukken baard van de Sint.
“Wel pieter Klaasje, ben jij nog niet klaar om te gaan werken. Wat sta jij daar in de spiegel te kijken?” 
“Euh, kijk Otto. Mijn baard, mijn baard is weg.”
“Ja, en ik heb die. Want ik wil dit jaar Sint zijn.”
“Maar Otto, jij kent toch al de kindjes niet en… jij hebt niet die mooie stem van Sinterklaas. De kinderen gaan dat horen.”
Titus moet daar hard om lachen.“Maar Sint toch, weet u dat alle pieten u de hele tijd nadoen? Ho, ho, ho… Merrie Kismas” Nee Titus dat is de kerstman. De Sint klinkt zo…”
En Otto praat met zijn diepste stem: “Dag kindjes. Zijn jullie braaf geweest dit jaar? Hebben jullie goed geluisterd naar mama en papa? Doen jullie je best op school? Volgende week ben ik jarig en kom ik langs met cadeautjes.”

De Sint kan zijn oren niet geloven. “Dit kan niet, dit kan niet. Zeg dat ik droom. Titus knijp eens in mijn neus zodat ik weet dat ik niet aan ’t dromen ben.”
“Kom pieter Klaasje”, zei Titus. “Sta daar niet te dromen. Aan het werk.” En hij kneep daarbij de Sint zo hard in zijn neus dat het snot er uit spoot net als de tranen, maar dan uit de ogen van de Sint.
“Titus stop. Ik weet het nu wel, ik ben wakker, dit is geen nachtmerrie. Laat mijn neus los en ik beloof dat ik dit jaar een gewone helper zal zijn.”

Na enkele dagen klagen over zijn korte baard en zijn rode neus vond de Sint zijn nieuwe rol wel leuk. Dit is veel makkelijker werk. En ik mag eindelijk eens een jongensbroek dragen, en gek doen, en kindjes bang maken. Nee, nee dat zou hij niet doen. Hij bleef de grote kindervriend.

De Sint kon echt niet boos zijn op Otto en Titus. Otto deed het erg goed als Sint, alleen was hij een stuk kleiner dan de echte Sint en Titus deed nog gekker dan anders om de aandacht van de kinderen af te leiden. En wat nog belangrijker was: de kindjes kregen zoals afgesproken hun cadeautjes.

Volgend jaar zou zijn baard terug lang zijn en is hij terug de enige echte lieve Sint. Tenminste als Otto en Titus weer geen grap met hem uithalen. Want met die lieve deugnieten weet je maar nooit.

HugOpa
27 november 2018

Dit bericht is geplaatst in Fons, Gloria en Otto. Bookmark de permalink.