MAMA’S JASJE

‘Jullie zullen vanavond in de nabewaking moeten blijven’, had mama gezegd.
Toen ik hem toch mooi op tijd kwam halen was Titus door het dolle heen. Met snelle trippel- pasjes begon hij een vreugdedans zoals alleen hij dat kan. Aan een ritme dat zelfs een Duracell-konijn op speed niet kan volgen. 

‘Opa blij?’, wou hij weten. Onze Tie draait graag de rollen om. Zo kan hij met een klopje op de plaats naast hem mij uitnodigen om daar te komen zitten: ‘Kom hier zitten, manneke…’, alsof hij de opa is en ik hooguit drie.


Hij danste aan mijn hand de speelplaats over, de gang door, twee straten verder tot aan de auto. Ik weet dat hij blij is telkens als hij mij ziet, maar de vreugde was deze keer zo groot dat er wellicht nog iets speelde. Was het de nieuwe jas die hem zo uitbundig maakte ?
Hij droeg voor het eerst een groene parka, met een schapenvacht als binnenbekleding. Net zoals papa er een heeft.

Ik tilde hem in de kinderstoel. ‘(S)noepjes bij, opa?’  Alsof ik het in mijn hoofd zou halen de rituelen van mijn beste vrienden te vergeten. Aan de hand van gewoonten tekenen zij hun wereldje uit en testen of je hun ankerpunten onthoudt.
Ik moet bijvoorbeeld niet proberen van weg te rijden zonder het binnendak van de auto open te schuiven. Titus wil door het glazen dak naar de wolken kunnen kijken. Verder moeten we iets zeggen over de stalen beer bij het provinciehuis, de kranen op de werf verderop, het zwembad van papa. De kromme boot die maar niet in het water durft in het Middelheim-museum. En zijn rugzakje, dat hij corrigerend  zijn schooltas noemt, mag niet in de koffer, maar moet naast hem in de auto. 

‘Wat heb jij een mooi jasje, Titus.’  ‘Ja’. Van mama gekregen, heeft mama voor mij gekocht. In de winkel.’ ‘Het staat jou fantastisch. Nu draag jij dezelfde jas als papa. Met een schapenvel van binnen. Lekker warm.’

‘Mmhmm’ klinkt het. Meer moet dat niet zijn. Maar je moet het van hem gehoord hebben om de veelzijdigheid van ‘mmhmm’ te kennen.
Titus heeft een mooie niet verbale taal. Hij praat ronduit met zijn ogen, met zijn krullen in een hoofdknik, met gespannen lippen waardoor zijn wangen even bollen.
Binnenin borrelt het van gedachten maar naar buiten is hij minimalistisch in het gebruik van woorden. Hij weet dat hij directer duidelijk maakt wat hij wil zeggen dan sommigen met een opeenstapeling van woorden zonder inhoud. Titus denkt er het zijne van en volgt zijn stille kracht. Kijk en je zult weten.

Je zou hem moeten zien stralen als hij iets nieuws heeft. Zo blij. Blij stralen is zijn kenmerk.
Dat merk je nog meer als hij iets nieuws heeft. Hij kan het niet verbergen, want dat is dan even zijn belangrijkste metgezel. Die bij hem moet blijven. Bij alles wat hij doet. Aan tafel bij het eten, in zijn bed als hij gaat slapen, in zijn handen als hij in de auto zit. Met een knuffel of een jasje is dat nog makkelijk. Met een fietsje, waarmee zojuist door een slijkerig park werd gereden, al iets minder.

Wanneer ik hem later op de avond naar huis breng blijkt snel dat mama’s jasje iemand anders jasje is. Jammer voor Titus, vervelend voor mama die dat morgen mag uitleggen op school. Gelukkig zijn de juffen die vergissingen gewoon. Als een kind zelf zegt ‘dat is mijn jas’, ga je als juf niet telkens naar een etiket in de jas zoeken. Morgen zal het wel duidelijk worden. Iedere kleuter maakt een “alles is van mij”-fase door en de juffen weten dat.
Kleuters geloven dat wie het eerst een voorwerp ziet er meteen de eigenaar van is.
Ze zijn te klein om te begrijpen dat voor alles een eerste keer is.
Alles van mij” is voor hen vanzelfsprekend. Dus als Titus vandaag zijn oog laat vallen op het jasje met de witte schapenvacht in de kap, dan is dat vanaf nu van hem. Wie gaat zo’n lieve schat tegenspreken? Je spreekt hem ook niet tegen als hij een tram telkens een trein blijft noemen. Dat komt wel vanzelf in orde.

Het is ontegensprekelijk belangrijk dat ze de juiste woorden juist gebruiken, maar hoe schattig is het hoe ze hun taal beetje bij beetje perfectioneren en onverstoord een medeklinker laten wegvallen wanneer er twee op elkaar volgen. Wemmen klikt toch warmer dan zwemmen. En een nottebel is niet zo vies als een snottebel. Hoe hartverwarmend is het als onze Tie met zijn armen breeduit op je toe loopt en nuffel zegt. Wie gaat hem dan stoppen en zeggen :”het is knuffel, Titus. Knuffel met een K vooraan. Ik ben blij met een nuffel.

Ik schrijf over mijn kleinkinderen zodat zij later over henzelf kunnen lezen.
Het is voor mij ook een manier om dingen te onthouden. Oische bijvoorbeeld wil ik nooit vergeten. Het betekent olifant. Maar ik weet ondertussen al niet meer zeker of het woord
van Otto kwam of van Titus. Tamtam voor boterham met confituur is beslist van Titus.
Flexibel als hij is, blijft hij tamtam nog een tijd gebruiken om de confituur aan te duiden die op zijn boterham moet, nadat hij boterham in zijn woordenschat opgenomen heeft?
En laat ons poezel niet vergeten, zijn woord voor puzzel.
Voor mij mag dat de officiële benaming worden.

Sommige woorden blijven plakken omdat ze in een tijd dat hij nog aan het uitzoeken was
plots perfect werden geformuleerd. Wanneer ik met hem in boekjes kijk zal hij al vroeg eenlettergrepige woorden nazeggen: koe, hond, kip, koud, warm, maar je oren flipperen wanneer hij dan plots ‘zebrapad’ zegt, op een manier dat zelfs Martin Tanghe hem niet zou kunnen verbeteren.

Ook gevangenis, bandieten, politie-auto, brandweerwagen en ziekenwagen werden al vroeg perfect afgeleverd, maar daar hadden de bouwdozen van Lego City mee te maken.
De fascinatie voor deze geüniformeerde beroepen trok zich door in de autootjes, in het rollenspel, waarbij hij van Otto altijd de bandiet moest spelen, en in andere belevingen.
Hoe vaak moest ik de onderscheidene geluiden van een politiewagen, een ziekenwagen en een brandweerwagen voordoen, tot ik geen geluid meer kon voortbrengen en hij zijn keuze dan toch maar vereenvoudigde tot een algemeen toettàààtoetààà. 

Op zijn loopfietsje snelt hij dan van de voordeur door de gang de keuken in, rond de eettafel, de living in en daar langs een zijdeur terug naar de gang. Toettàààtoetààà. 

Op woensdagmiddag, wanneer ze met meer zijn,  spelen ze er vaak een accident bij.
Titus rijdt op zijn loopfietsje, Otto op zijn step, Fons op zijn oude Fisher Price loopauto met geluid en Gloria neemt het houten paard op wieltjes.
Eerst rijden ze enkele rondjes om ter wildst tot ik uit de gang of uit de keuken : ’Hullep, accident!” hoor. Ze liggen daar dan naast of op elkaar, onder of boven hun vehikel. Mijn rol is dan al toettàààtoetàààend komen aansnellen om hen recht te trekken. Opnieuw en opnieuw. Doen de anderen of ze buiten bewustzijn zijn, kijkt Titus mij met een vertrokken gezicht aan en zegt :”moeilijk, hé”. 

Zijn stuurvaardigheid en gevoel voor evenwicht dat hij op het circuit ‘gang – keuken – living’ opdoet komt hem geweldig van pas wanneer hij eindelijk met een echt fietsje mag rijden.
Papa had zijwieltjes gemonteerd, voor de zekerheid.
‘Nee, papa, geen zijwieltjes”, zei hij boos en nam de Engelse sleutel om ze er zelf af te draaien, waarna hij op het fietsje stapte en er mee wegreed, zonder dat mama hem moest helpen. Titus fietste alsof hij nooit iets anders had gedaan terwijl hij naar papa, die stond te filmen, riep: “uit de weg, papa… toettàààtoetààà.”

Ik denk dat hij zich op die woensdagen samen soms de vergeten provincie voelt.
Fons is zot van hem en pakt hem op en moet er altijd mee lachen, maar hij is acht jaar ouder dan Titus en wil  na het eten ook wel eens in Humo lezen en naar de Beatles luisteren. 
Gloria heeft Otto ontdekt als speelkameraad. Otto heeft in het eerst trimester leren lezen en sluit makkelijk aan bij hetgeen juf Gloria hem allemaal vertelt. 

Gelukkig voor Titus heeft opa alle leeftijden. Ook de andere kleinkinderen hebben een tijd gehad toen het alleen opa was die telde, maar waar Fons nog het alleenrecht had, is de strijd om aandacht alleen maar groter geworden. Zo voelen ze het toch aan, dat ze zich moeten inspannen  om mijn aandacht vast te houden. Zeker op drukke woensdagen. Ik heb wat dat betreft een verdeelsleutel in mijn hoofd. Altijd gehad. Ook nu met Titus. Ik zie ze allemaal graag, maar ook met Titus zegt mijn hart dat ik de aandacht moet compenseren die hij misschien elders mist. Ik zou willen weten wat hij denkt wanneer hij gek voor mij staat te dansen en gezichten te trekken. Ook nu zonder woorden. Is het zijn interpretatie van #likeme? 

Hij weet dat hij grappig kan zijn en laat dat ook graag zien. Voorbije woensdag drumde hij met houten lepels op de lederen zetel terwijl hij ‘I’m still standing, yeh, yeh, yeh‘ zong.
Hij pikt dat op van Otto die het onthouden heeft van de animatiefilm Sing. 

Met de feestdagen verraste hij ons door keer op keer als een oude kerstman met keelpijn
Ho, ho, ho Mejie Kismas” te roepen. En terwijl ik dit schrijf weet ik nog niet of ik het filmpje kan bijvoegen op deze webpagina, maar het optreden dat hij geeft met zijn versie van Jingle Bells is zonder meer hilarisch. Van gespeeld verlegen tot woest dansend met veel te diepe stem en een donderblik. Ik kan er telkens opnieuw mee lachen. 

Nogmaals. Het is een cliché zo groot als de zee dat je alle vijf je kleinkinderen even graag ziet en ik mag me gelukkig achten dat het ‘om ter meeste’ wederkerig is. Maar natuurlijk, en hoe ouder ze zijn hoe beter ze dit begrijpen, ieder heeft zijn momenten en talenten die de applausmeter doen variëren. De Beatles stonden tientallen keren op nummer 1 en zullen voor altijd de besten blijven, maar ondertussen staan er anderen aan de top. Dat is een verhaal van alle tijden.

Mama’s jasje is een Titus-verhaal, maar geen Titus zonder Otto, zijn fantastisch lieve broer, die hem zo maar spontaan zal knuffelen, omdat hij hem graag ziet, maar die het ook moeilijk kan hebben met de “alles is van mij-fase” waarin zijn schattig broertje nu zit.
Otto is nu dubbel zo oud als Titus. Dat komt maar één keer voor, maar op zo’n jong leeftijd telt dat dubbel.
Titus zal zonder woorden, met een duw en een duik zijn plaats opeisen, maar minder dan een minuut later zal hij het goed maken. Hij geeft dan het autootje of de iPad waarvoor ze daarnet nog vochten aan zijn broer.  “Samen kijken Otto ? Oké, Otto, oké, ja?” 

Otto was lang keizer Otto de Grote en dan kun je het al eens moeilijk hebben met de runner up. Er is niks nieuws onder de zon. Naijver is zo’n beestje dat moeiteloos langs alle poortjes heen slalomt. Vraag dat maar aan het oudste broederpaar Kaïn en Abel.
Als opa met een vervaldatum hoop je dat onze broertjes die geschiedenis niet zullen herhalen. Het is goed dat  Otto al over zijn gevoelens kan spreken. En dat doen we, gek genoeg, meestal als we naast elkaar in de auto zitten. Het vertrouwen in “wij twee” is snel hersteld.
Op de achterbank zit er ondertussen eentje de clown uit te hangen.
Ze hebben allemaal hun onderscheidende kenmerken, maar voor Titus zijn ‘blij, uitbundig, warm en het leven is een feest’ goede trefwoorden.
Mijn vrouw zou er “opa” bijzetten, maar dat kan ik zelf niet doen. Laat me in de plaats
daarvan zijn verhaal afronden met een recent voorval.
Wanneer ik de broertjes naar huis breng zal Otto steevast vragen “kom je nog mee naar binnen, opa? Allez, blijf nog een beetje?” 
Titus plaatst geen vraagtekens. Hij zegt gewoon “Kom, opa.” 

Laatst stond ik in de deuropening met mama en papa een beetje na te praten.
Otto had zijn vraag gesteld en was al de trap op naar boven. Titus had al enkele keren
“Kom, opa” gezegd en aan mij broekspijp getrokken. Toen hij zag dat het gesprek met zijn ouders naar zijn einde liep en ik van de deurmat aanstalten maakte om naar buiten te stappen, moet Titus gedacht hebben : “niet met mij, hé vrienden” en hij nestelde zich met zijn hoofdje op mijn ene voet en met zijn lijfje op de andere. “Die gaat hier niet weg zonder ik het zeg! En zet daar maar een uitroepteken bij!”
Wanneer ik hem van mijn voeten tilde en hem een (k)nuffel gaf, sprong hij onverschrokken uit mijn armen de draaitrap op naar boven, linea recta naar hun speelhoek, waar hij een grote zak, waarin mama even tevoren alle speelgoed had opgeborgen, in één beweging  omkeerde. Hij moest en zou de witte Tiguan met rood en blauw licht op het dak tonen. Een politiewagen die ik hem maanden geleden gegeven had. “Auto opa” glunderde hij. Hij had ‘m nog.
Ziezo. Nu mag je naar huis.

Mijn zoon zegt dat Otto op de jonge Paul McCartney trekt. Ik vind dat Titus op de jonge Paul Simon trekt. Het zijn toevallig twee van mijn grootste muzikale helden. Maar die stellen niks voor vergeleken met de lieve broertjes, Otto en Titus.

HugOpa
16 jan. 2022

Dit bericht is geplaatst in Fons, Gloria en Otto. Bookmark de permalink.