Muggenziften

Ik had best wel aantrek in mijn jonge jaren. ‘Appeal’ zoals ze nu zeggen. Niet dat ik vrouwen van mijn lijf moest houden, maar de aantrek was constant en dat stelde mij gerust. Mijn liefde stond klaar. Ik zou wel voelen wanneer de massa zou opensplijten en die ene echte naar voor zou treden.

Met mijn aantrekkingskracht was niks mis. En dat is niet hetzelfde als mijn aanzuigingskracht, die bepaald wordt door de kracht van uw neusorgaan. Omdat mijn neusgaten nooit helemaal afgedekt raakten kon ik blijven doorgaan en ieder meisje met fijner neusje ademloos zoenen tot ze van rood en purper blauw aanliep. Ik dacht dat het zo moest. Stond er niet bij stil dat mijn ‘luchthaven’ groter was dan gewoon. Meer Heathrow dan Kleine-Brogel.
Mijn neusvleugels plooien naar beneden waardoor je al kleiner moet zijn dan ik om recht in mijn luchttunnels te kijken.
Ik heb er nooit een probleem van gemaakt, vooral omdat de doorstroming zo geweldig is. Behoudens een snotvalling vullen mijn longen zich met een debiet op speed.
De turbulentie die daarbij ontstaat verplichtte mij destijds wel van mijn snorharen, die pluizig en nog niet aangekoekt waren, met haarlak op hun plaats houden. Ik ben ooit verliefd geworden op een meisje dat dezelfde haarlak gebruikte. Na verloop bleek dat ik alleen die geur gemist had.
Aan een lijntje snuiven moest ik mij met mijn ‘Nilfisk’ nooit wagen. Ik vrees dat ik in één snuif alle porties van tafel zou zuigen en aan een instant overdosis sterven.

Ik wist al vroeg, geleerd van een accident met een sinaasappelpit in de kleuterklas, dat er best niks kleiner dan mijn neusgaten in de buurt van mijn neus mocht komen. De aanzuigings-kracht van die donkere spelonken viel immers nooit stil. Gelukkig maar.
Vergelijk het met een stofzuiger die ook, sneller dan we het kunnen verhinderen, alles meezuigt wat in de buurt van de zuigmond komt. Zo heb ik ooit, toen ik getrimde baardharen van de wastafel wou wegzuigen, mijn vrouw haar lipstick en eyeliner potlood in de stofzak laten verdwijnen. Het was niet mijn fout dat die daar lagen te slingeren. Toen ze kort daarna zei: “Vind je ook dat die lipstick precies donkerder kleurt?”, antwoordde ik :” Smaakt ie naar stof ?” – “Waarom?” “ Ook lipstick die te oud wordt zal tot stof en as terugkeren.” Ik kreeg een por in mijn ribben, die zo beslist was dat er alleen maar kneusjes zouden van komen moest God mij een rib vragen om nieuwe Evaatjes te maken.

Met grote neusgaten is het hetzelfde als met kwaaie buren: je leert er mee leven. Hoewel ik soms een gezichtsmaskertje aan wil. Niet zozeer om me te beschermen tegen aanstromende ziektekiemen, maar als geurvretertje. Grote neusgaten zijn immers ook grote geurscanners
en zonder in detail te gaan, veel mensen nemen het niet zo nauw met de lijfelijke hygiëne.
Mijn peinzende pose, met de wijsvinger gekrold onder de neus, duim tegen de wang, is mijn surrogaat maskertje. Overigens wil ik ook niet als een Japanner door het leven of de indruk wekken dat ik zelf een besmettelijke ziekte heb. Een neusstrip heb ik helemaal niet nodig, tenzij onderaan mijn neus als ‘gatekeeper’. Maar dat kan natuurlijk niet, want ik moet nog ademen. Sinds ik ergens gelezen heb dat wij in onze slaap nu en dan spinnenkopjes inslikken durf ik al niet meer met open mond slapen. Wat moet ik beginnen als ik ook nog mijn neusgaten dichtplak?
Vindt u dat ik begin te muggenziften? Laat me dan vlug vertellen dat Murphy me nu ook bij de neus heeft genomen. Een self fulfilling prophecy noemen ze dat.

Enkele nachten geleden lig ik vredig te slapen. Oogjes dicht, mondje dicht, neusgaten uiteraard open. Er kan mij weinig gebeuren, de Baygon stuurt een bijna lethale walm de kamer in en mijn armen zien wit van de Deet Anti- insect roll-on. Niettemin schiet ik plots als een gek rechtop, mijn hart bonkt van die versnelling uit mijn slaap, mijn bloeddruk gaat meer dan ooit in het rood, ik snak naar adem, rochel en hoest tot brakens toe, helemaal in paniek, hyperventilatie is voor straks. In mijn slaap had ik nog naar een mug geslagen die als gek met haar vleugels klapperde. Om uit de aanzuigingsstroom van mijn neus te blijven, weet ik nu. Terwijl ik wakker schiet, schiet die mug naar binnen, sneller dan ze zelf ooit kon vliegen schiet ze door de vernauwing bovenin m’n neus recht in m’n keel, waar ik haar vleugels voel kriebelen. Ik spring uit mijn bed, stop met ademen om haar niet in mijn longen te trekken, en spurt naar het toilet om de mug uit te spuwen. Hier moet gehandeld worden, ik kan niet wachten op de MUG (Mobiele Urgentie Groep), denk ik toch nog vlug onderweg. Zelfs onder de meest dramatische omstandigheden laat ik nooit een woordspeling liggen. Amuseer jezelf en je zult ook anderen amuseren, krijg ik er bij de toiletpot nog als filosofische uitsmijter bovenop. Ik spuw al bloed, maar de mug wil niet meer naar buiten. Ik durf nog nauwelijks te ademen. De druk in mijn borstkas verhoogt. “Pas op want je gaat hyperventileren”, zegt mijn vrouw in haar slaap. Ik heb het gevoel dat mijn bezoekster verder met haar vleugels blijft slaan, diep achteraan in mijn keel. Ik moet aanvaarden dat ik een logee heb. Wie weet de hoeveelste mug is het die ik binnenkrijg. Ik heb vaak last van een zoemend geluid in mijn hoofd. Het blijkt niet van buitenaf te komen. Misschien is het altijd al een mug geweest die met haar klapwieken mijn stembanden laat meetrillen. Is het toeval dat mijn stembanden sinds meer dan een maand ontstoken zijn?

Dat uitgerekend ik gastvrij voor dieren zou zijn? Als mug zou ik het wel kunnen appreciëren. Het was misschien een beetje eng door zo’n krachtige luchtstroom naar binnen gezogen worden, maar eens die stap gezet kom je toch in luilekkerland voor muggen terecht. Vrouwtjesmuggen denken maar aan twee dingen: bloed zoeken dat ze nodig hebben voor de eiwitten, paren en eitjes leggen. Hier is meer bloed aanwezig dan duizend muggen ooit kunnen drinken, en overal waar je kijkt is de omgeving vochtig genoeg om eitjes te leggen. Hier krijg je nooit een krant tegen je kop en de kinderen moeten niet meer leren vliegen om bij bloed te geraken. En alles is hier zacht. Nooit meer moeten ze door die harde huid heen bijten. Ik ben bijna vergeten hoe vervelend een muggenbeet is, omdat ik sinds dat voorval uitwendig geen muggenbeten meer gekregen heb. Wellicht weten alle muggen in de buurt ondertussen dat ik de grote Marsmug, het moederschip van de muggen ben. Hopelijk respecteren ze mij een beetje en proberen ze niet allemaal via mijn neusgaten de groep te vergroten. Ook een moederschip raakt ooit vol. Al een geluk dat ik niet van elke mug een olifant maak.

Ik probeer terug te slapen, bewust van de Culex pipiens* diep in mij. Ik troost me met de gedachte dat het maar een mugske is en geen spin en denk aan mijn vader die, toen ik klein was, op toneel in de Ster van Timmermans avond na avond zei: “er pist een engelke op mijn tong”. Ik was beschaamd in zijn plaats. Ik krijg er een bittere smaak van in mijn mond en denk aan een muggenpiske.

Wanneer ik later op toilet zit en bij mezelf moet lachen met wat “er eentje laten vliegen” nu zou kunnen betekenen, zie ik van achter mij uit de pot zowaar een mug uitdagend langs mij vliegen. Ik wil ze grijpen maar bedenk me tijdig. Zonder handschoenen pak ik die toch niet meer aan.

HugoBe
27-07-2010
*(steekmug)

Dit bericht is geplaatst in Dagklapper. Bookmark de permalink.